Iedereen houdt van een grote salarisopslag en in de afgelopen vijftig jaar zijn mensen in Nederland veel rijker geworden. Toch schijnen mensen nu niet gelukkiger te zijn. Onderzoekers suggereren dat de mensen in Amerika, Europa en Japan gemiddeld niet meer tevreden zijn met hun leven dan in de 1950-jaren. Dit is opmerkelijk omdat rijkere mensen altijd zeggen dat ze gelukkiger zijn dan armere mensen. We verwachten dat zowel rijk en arm gelukkiger worden als Nederland rijker wordt en de inkomens stijgen. Maar dit is niet zo. Dit is de paradox: als een individu meer geld krijgt, wordt hij gelukkiger, maar als de samenleving als geheel meer geld te besteden heeft, schijnt niemand gelukkiger te zijn.
In de afgelopen jaren bestuderen economen steeds meer geluk op zich en niet alleen de gebruikelijke economische kengetallen zoals Bruto Nationaal Product (BNP). Richard Layard, professor op de London School of Economics, dook ook in de psychologische, sociologische en economische boeken om deze paradox op te lossen. Een verklaring is gewenning: mensen vinden de betere levensstandaarden al gauw gewoon. Een verbetering maakt ze voor een poosje gelukkig, maar het effect ebt snel weg. Dertig jaar geleden was bijvoorbeeld centrale verwarming een luxe, nu vinden we het een noodzaak.
Een tweede en veel belangrijker verklaring waarom meer rijkdom niet automatisch iedereen gelukkiger maakt, is onze neiging om ons lot te vergelijken met dat van anderen. Studenten van de Harvard Universiteit werden eens gevraagd waar ze de voorkeur aan gaven: a. € 50.000 per jaar, terwijl anderen de helft kregen of b. € 100.000 per jaar, terwijl anderen twee keer zoveel krijgen. De meerderheid koos a. Ze waren gelukkiger met minder, zolang ze beter af waren dan anderen. Ook andere studies bevestigen dat mensen zich meer bekommeren over hun inkomen in vergelijking met anderen dan over hun feitelijke inkomen. Plezier over eigen inkomensstijging kan verdwijnen als je hoort dat je collega een grote salarisopslag heeft gekregen. Pogingen om gelukkiger te worden door harder te werken en daarmee meer geld te verdienen en uit te geven, schieten hierdoor voor een deel hun doel voorbij: als iedereen het zelfde doet, wordt niemand gelukkiger. De geluksvermindering die het extra inkomen van iemand anderen aandoet, is een vorm van vervuiling, vindt Richard Layard.
Om het nog erger te maken, meer werken om meer te kunnen kopen, kan mensen zelfs ongelukkiger maken als ze niet genoeg vrije tijd hebben. Hoewel mensen hun inkomen afmeten aan dat van anderen, doen ze dat niet met vrije tijd. Dezelfde Harvard Studenten werden ook gevraagd om te kiezen tussen c. twee weken vrij, terwijl anderen slechts een week kregen en d. vier weken vrij, terwijl anderen 8 weken kregen. Dit keer koos een duidelijke meerderheid voor d. Met andere woorden, mensen wedijveren over inkomen, maar niet over vrije tijd.
Als de doelstelling van de overheid het maximaliseren van geluk van de samenleving als geheel is, dan dient de overheid zijn beleid aan te passen, vindt Richard Layard. Normaal vinden economen dat belastingen de keuze tussen werk en vrije tijd verstoort. Belastingen verminderen de prikkel om langer te werken of een promotie te bewerkstelligen door langer te werken. Richard Layard zienswijze brengt met zich mee dat mensen de neiging hebben om te hard te werken. Belastingen verstoren dan niet, maar zijn juist wenselijk. Hij stelt een belastingtarief voor van 30% voor de 'vervuiling' die extra inkomen bij anderen veroorzaakt en 30% voor gewoon inkomen. Deze 60% in totaal is het typische Europese niveau van alle directe en indirecte belastingen.
Dit staat lijn recht op de denkbeelden van de meeste economen over de hoge Europese belastingen. In Amerika is de belasting veel lager. Veel economen denken dat Amerikanen langer werken dan Europeanen. In de laatste twintig jaar zijn de Amerikanen een klein beetje meer uren gaan werken. De Europeanen zijn veel minder uren gaan werken. Europeanen werken nu gemiddeld 15% minder uren dan Amerikanen. Hoge belastingen, zo zeggen economen, ondergraven de concurrentie positie van Europa. Richard Layard's analyse suggereert een andere zienswijze; de Europeanen werken niet te kort, maar de Amerikanen werken te lang gedreven door de keuze voor meer inkomen in plaats van vrije tijd om positie tegenover de buren te handhaven. Hogere belastingtarieven in Europa laten de werkers kiezen voor meer vrije tijd in plaats van geld: Hiermee blijft de statusprikkel onder controle. Amerika's economische prestatie is superieur als we kijken naar het BNP. Maar het BNP is onjuiste meeting van het economische welbevinden. Geluk vereist vrije tijd en consumptie. Amerikanen mogen dan rijker zijn, maar zijn ze ook gelukkiger?
Verleidelijke denkbeelden, speciaal wanneer we dit lezen in een Toscaanse villa of op een strand aan de Middellandse Zee. Zelf als Richard Layard geld heeft, dan is zijn voorgestelde belastingpercentage weinig meer dan een schatting uit de duim. Een lager belastingtarief kan net zo goed zijn. De hoge Europese belastingtarieven hebben nog steeds negatieve effecten. De tarieven houden mensen uit het arbeidsproces en ontmoedigen werkgevers om extra banen aan te bieden. Zoals Richard Layard zelf zegt, werkloosheid geeft veel ongelukkigheid aan de betrokkenen. Toch doet dit niet af aan het kernpunt: het nastreven van materiaal gewin leidt niet altijd tot geluk.
Bron: "Happiness - Has Sciaola Science a Clue?" Lional Robbins Memorial Lectures 2003 Centre of Economic Performance, London School of Economics via The Economist august 9th 2003: Chasing the dream. Datum laatste wijziging 10 augustus 2003.