Hoewel de wegen naar het extremisme sterk variëren, doorlopen vele terroristen dezelfde sociale en psychologische wegen. De reis begint vaak als een jonge moslim man buiten de normale maatschappij komt te staan en zich vervreemd van zijn ouders en zijn “stoffige” islamitische cultuur waarin hij opgegroeid. Hij kan geloviger worden, maar het omgekeerde is eerder waarschijnlijk. Hij gaat drinken, raakt aan de drugs en begaat kleine misdaad voordat hij de “oplossing” ziet voor zijn problemen - en die van de wereld- in de radicale Islam.
Olivier Roy, een Franse deskundige van de islam, beschrijft “neo-fundamentalisme” als een reactie van de moslims in westerse landen tegen hun families en afkomst evenzeer als tegen het nieuwe woonland. Zulke moslims hebben de gewoonten, muziek en voedsel van het “oude land” achter zich gelaten, maar voelen zich niet thuis bij de normen en waarden van het “nieuwe land”. Losgeslagen van elke verankering, voelen ze zich aangetrokken tot een simpele, elektronisch verspreide versie van het geloof die zich snel kan verspreiden over mensen in allerlei culturen waaronder de westerse.
Antoine Sfeir, een andere “islamoloog”, wijst de relaties tussen de twee geslachten als een grote factor in de her-islamitisering van de tweede generatie moslims in Europa. Omdat jonge moslimvrouwen zich vaak beter aanpassen aan de nieuwe leefomgeving (ze presteren bijvoorbeeld beter op school), veranderen de oude patriarchale structuren volkomen waardoor jonge mannen een sterke behoefte hebben om de oude orde te herstellen.
In vele gevallen, zeggen Britse specialisten, wijzen groepen onthechte moslims elkaar het pad naar het extremisme. Mensen verenigd door afkomst, geloof of criminele activiteiten ontwikkelen een gezamenlijke interesse in het lijden van de moslims over de gehele wereld. Websites en satelliet televisiezenders tonen vervolgens de beelden, voorzien van opzwepende taal, van elke plaats waar moslims vechten tegen niet-moslims. De favoriete oorlog was Tsjetsjenië en is nu Irak.
Als de beginnende extremistische groep zich steeds meer vastbijt en de laatste remmingen verdwijnen, trekken de kernleden zich vaak terug uit de moskeeën. Vooral uit moskeeën die onder toezicht staan, trekken de militante moslims zich geheel terug. Dit maakt het extremisme nog ongrijpbaarder en het invloed van het Internet nog groter. Tot op grote hoogte heeft het Internet Afghanistan vervangen als een plaats van training en inspiratie voor militante moslims. Op het web leven zelfs dode Al-Qaida strijders voort. Op sommige sites is (was) het mogelijk om documenten van hoog geplaatste Al-Qaida mensen te lezen over alles van lichamelijke training tot guerrilla tactieken.
Een groep jonge moslims moet vaak een lange weg naar de gewelddadige jihad bewandelen voordat ze iemand ontmoeten met terroristische expertise. Sommigen vinden nooit de contacten die ze zoeken en slaan hun eigen weg in. Vrijwel nooit brengt dit slachtoffers met zich mee buiten zichzelf. Een voorbeeld van dit amateurisme zijn de twee Marokkaanse Eindhovenaren, Ahmed el-Bakiouli and Khalid el-Hassnaoui. Ze reisden naar Afghanistan in december 2001 om te vechten tegen Amerikanen. Ze faalden jammerlijk en reisden naar Kashmir waar ze meteen gedood werden door Indische veiligheidsagenten. In Groot-Brittannië zijn sinds 2001 enkele groepen opgerold die uitblonken in onbekwaamheid en gebrek aan kennis van buiten.
Zodra dergelijke groepen in contact komen met oorlogsveteranen uit Bosnië en Tsjetsjenië of zijn getraind in Afghaanse opleidingskampen, verandert de dodelijke dreiging van de groep meteen. Deze veteranen hebben of de kennis om een dodelijke aanval te plannen of kennen iemand die dit wel weet. Onder de invloed van deze veteranen kunnen de hopeloze missies dodelijke gevolgen krijgen voor anderen. Of dit uiteindelijk wel of niet gebeurt, is vaak een toevalstreffer. Neem de Egyptenaar Mohammed Atta en andere leden van de “”Hamburger cel” die de aanval op 11 september op Twin Towers organiseerden. Iemand introduceerde hen bij een Al-Qaida lid in Duitsland en later aan de kopstukken in Afghanistan. Zo werden ze onderdeel van een mega aanslag. Als de introductie niet had plaatsgevonden, zouden ze wellicht als kanonnenvoer in Tsjetsjenië zijn geëindigd .
Deze patronen van zelf aanmelding en zelf radicalisatie zijn moeilijk te bestrijden door veiligheidsdiensten. Ze hebben geen eenvoudige manier om in lokale, kleine groepen te infiltreren die werken zonder hulp van buiten. De Nederlandse veiligheidsdiensten denken drie groepen geïdentificeerd te hebben waaruit potentiële en graag-willende terroristen afkomstig zijn: nieuwkomers, tweede generatie immigranten en bekeerlingen. Nieuwkomers zijn vaak intensief betrokken bij de bittere ideologische en rassen conflicten in hun thuislanden. In de jaren negentig exporteerde Algerije zijn eigen strijd tussen het militaire regiem en bewapende islamitische tegenstanders, naar Frankrijk. Uiteindelijk resulteerde dit in bomaanslagen op de Parijse metro. Britse moslim immigranten uit Azië brengen vaak de ruzies mee binnen de moslim gemeenschappen, van strijd over de ware opvolger van Mohammed tot oppositie in Egypte en Saoedi-Arabië. Het overgrote deel van de “witte” bekeerden tot het islam hangt een geloofsvorm aan die geweld volledig afwijst. Maar enkelen keren zich tot de gewelddadige islam door vervreemding van de maatschappij of persoonlijke bitterheid. Andere worden “gered” van de “kleine”misdaad. Meer dan een enkeling, zoals de bomschoendrager Richard Reid, bekeert in de gevangenis tot de islam. Zonder enige achtergrond van de islamitische traditie en misschien gretig zichzelf te bewijzen voor de nieuwe groepsgenoten, zijn ze erg vatbaar voor extremisme.
Omdat het pad naar extremisme vaak het verwerpen van alles van zijn eigen afkomst inhoudt, heeft materieel comfort en vrije opvoeding geen invloed op het ontstaan van extremisme. Ahmed Omar Saeed Sheikh, een Brit van Pakistaanse afkomst die waarschijnlijk de dood van de Amerikaanse journalist Daniel Pearl heeft georganiseerd, is opgeleid op privé scholen in Engeland. Wat islamitische zelfmoordenaars ook drijft, het is niet materieel gewin. Goede leefomstandigheden en sociale omstandigheden vormen geen garantie tegen het ontstaan van terroristen. Maar het omgekeerde is wel waar: als mensen economisch berooid of sociaal buitengesloten zijn, neem de kweekvijver voor moordenaars en bommenleggers toe.
Moslims zijn vaak arm. Ze hebben het minst vaak een eigen huis van alle geloofsgroepen. Ze hebben vaak geen betaald werk en zijn meer dan gemiddeld werkloos. In 2001 zei 48% van de Britse moslims economisch actief te zijn, tegen 65% van de christenen, 67% van de Hindoes en 75% zonder religie. Hiernaast is het aantal moslim vrouwen dat werkt laag. 4 van de 10 zorgen voor het huis en hun familie, tegen 1 op de 10 in Groot-Brittannië als geheel. Veel minder kinderen in moslims families groeien op in een éénoudergezin, maar hiervoor betalen ze letterlijk een prijs.
De achtergronden van de vraag waarom vrome en vreedzame moslims zich omvormen tot ultraconservatieve en zelfs gewelddadige gelovigen is van groot belang voor beleidsmakers. Toch is weinig onderzoek naar de radicalisering van de geestelijk leiders verricht. Rich Nielsen van de Harvard Universiteit brengt hier verandering in. Hij onderzocht de boeken, fatwa's (religieuze uitspraken) en biografieën van 91 moderne salafistische geestelijken, en die van 379 volgers.
De belangrijkste factoren achter radicalisatie zijn volgens hem niet armoede of de ideologie van hun leraren, maar de slechte kwaliteit van hun academische en educatieve netwerken. In Saoedi-Arabië en Egypte, waar de meeste van de 91 onderzochte geestelijken vandaan kwamen, bepalen de contacten in het netwerk of ze een goede baan als imam of leraar in een staatsinstellingen krijgen. Degenen die er niet in slaagden een baan te bemachtigen, hadden meer kans om geweld als een instrument voor politieke verandering te prediken. De cijfers zijn schokkend. Geestelijken met de beste academische connecties had een 2-3% kans om jihadistische neigingen te krijgen. Dit steeg tot 50% voor degene met een slecht netwerk.
Rich Nielsen denkt dat hij het oorzaak-gevolg-verband heeft bewezen door andere factoren te elimineren, bijvoorbeeld de kans dat extremisten banen mijden. Het verband is eenvoudig, zegt hij. Geestelijken die geen baan krijgen, moeten concurreren om aandacht van het publiek. Jihadistische denkbeelden zijn dan een manier om zichzelf als geloofwaardig aan te prijzen.
Zijn onderzoek kan helpen om de opkomst van de radicale predikers in te dammen. In plaats van een fortuin te besteden aan het bespieden en gevangenzetten van mogelijke extremisten, is het goedkoper om hen een fatsoenlijke baan te geven.
Bron: The Economist,The Enemy within, muslim extremism in Europe, July 16th 2005 en Green glass ceilings, 16 maart 2013. De Volkskrant 28 augustus Hassan Bahara Terreurverdachte begint vaak als kleine crimineel.
Eerste publicatie 5 september 2005, laatste inhoudelijke wijziging 18 maart 2013. Extra toevoeging hieronder 25 augustus 2018
Het beeld van terreurverdachten als marginale figuren met een crimineel verleden heeft voor het eerst een grondige onderbouwing gekregen. Bijna twee derde van de 279 Nederlanders die de laatste veertien jaar werden verdacht van (het voorbereiden van) terreurdaden, is ook weleens verdacht geweest van bedreiging, winkeldiefstal of verstoring van de openbare orde.
Dat blijkt uit een grootscheepse studie van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving naar de criminele en sociaal-economische achtergrond van 279 Nederlandse terreurverdachten. Eveneens zo'n twee derde van hen heeft slechts lager onderwijs genoten. Ook is ruim de helft van hen werkloos en vaak afhankelijk van een uitkering.
Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Politie en Wetenschap, een onafhankelijk onderzoeksprogramma bij de politie. Een eenduidig verband tussen criminaliteit en jihadisme is er niet, stellen de onderzoekers. Niet iedere crimineel wordt een jihadist. Wel lijkt het jihadisme een vorm van boetedoening voor berouwvolle jongeren die hun crimineel bestaan achter zich willen laten.
‘Dat sluit aan bij ander onderzoek naar de achtergrond van terreurverdachten’ zegt criminoloog Elanie Rodermond, een van de onderzoekers. ‘Het gaat vaak om mensen die plotseling op zoek gaan naar een andere invulling van hun leven.’
Het NSCR had de beschikking over een database van het Openbaar Ministerie waarin bijna alle Nederlandse terreurverdachten in zijn opgenomen. Deze gegevens werden gekoppeld aan sociaaleconomische informatie (loopbaan, opleiding, samenstelling van het huishouden) over de terreurverdachten. Analyse van deze gegevens wees onder meer uit dat de groep terreurverdachten die sinds de opkomst van terreurgroep Islamitisch Staat is ontstaan jonger en crimineler is dan terreurverdachten uit een verder verleden.
Veel jihadisten komen vlak na baanverlies in beeld als terreurverdachte. ‘Ongeveer 11 procent van de mensen die wij onderzochten verloor in het jaar voordat ze terreurverdachte werden hun baan’ zegt Rodermond. ‘Dat is geen toeval. Baanverlies kan bijdragen aan verdere radicalisering. Opsporingsinstanties moeten hier alert op zijn.’
Het onderzoek van NSCR is in lijn met bevindingen in andere Europese landen. In Duitsland is 66 procent van de terreurverdachten in het verleden in aanraking geweest met de politie en in Frankrijk gaat het om 48 procent.
Voor terreurgroep Islamitische Staat is de groep jongeren met een crimineel verleden altijd een aantrekkelijke bron geweest om uit te rekruteren, vanwege hun criminele expertise. Vaak werden zij met een terreuropdracht teruggestuurd naar hun Europees thuisland waar ze hun criminele contacten konden aanwenden om aan wapens en explosieven te komen.
Voorbeeld is de Belg Abdelhamid Aaaoud, die verschillende terreurdaden in Europa aanstuurde, zoals de aanslag in 2015 in Parijs waarbij 137 mensen omkwamen. Voordat hij zich tot een terrorist ontwikkelde, was hij al bekend bij de Belgische politie vanwege enkele kleinere criminele vergrijpen.
Ook in propagandamateriaal hengelt Islamitische Staat expliciet naar jongeren met een crimineel verleden. Vorig jaar was Islamitische Staat in het eigen blad Rumiya nog vol lof over Europese jihadisten die een roofoverval pleegden om een aanslag te kunnen financieren. De overval werd ‘een vorm van aanbieding’ genoemd waarmee de jihadisten ‘dichter bij Allah’ probeerden te komen.
De verwevenheid tussen criminaliteit en jihadisme bleek vorig jaar eens te meer toen de Arnhemse Syriëganger Marouane B. in een open brief vrienden opriep om overvallen te plegen ten gunste van Islamitische Staat. ‘Voer de jihad in de Benelux in door overvallen te plegen met de intentie een deel van het geld naar Islamitische Staat te sturen’, schreef hij.
Ondanks het wegkwijnen van Islamitische Staat in het afgelopen jaar, blijft de terreurgroep geïnteresseerd in Europese jongeren met criminele antecedenten, meent terrorismeonderzoeker Stanislav Matéjka van de Europese denktank Globsec.
‘Jongeren met een criminele achtergrond reizen misschien niet meer zo snel af naar Islamitische Staat, maar ze zweren nog wel trouw aan de terreurgroep’, zegt Matéjka die bezig is met een Europabreed onderzoek naar terreurverdachten. ‘Ze worden tegenwoordig voornamelijk via YouTube gerekruteerd.’
Hassan Bahara