David Barker, werkzaam op de Southampton Universiteit, vroeg zich in 1988 af of sommige ziekten van volwassenen hun oorsprong hadden bij de start van het leven, bij de “ontwikkelingsbeslissingen” van de foetus in de baarmoeder. Soms moet een foetus deze beslissingen gedwongen nemen door slechte omstandigheden in de baarmoeder. Soms schat de foetus de toekomst in en blijkt deze inschatting niet uit te komen. In beide gevallen leidt dit tot ellende in het latere leven. Hartziekten, zwaarlijvigheid en ouderdomssuikerziekte zijn terug te voeren op de omstandigheden in de baarmoeder of naar de eerste weken van het leven van een zuigeling. Evenals hetleervermogen, het denkvermogen, gulzigheid, luiheid, egoïsme en depressies. Het zijn blijkbaar niet alleen de genen die beschikken over iemands lot, maar ook de conditie van de baarmoeder.
Lichte, ondervoede foetussen ontwikkelen vaker hoge bloeddruk, gestoorde vet stofwisseling en zwaarlijvigheid. Dit is weer een aanwijzing voor het ontstaan van hartziekten en ouderdomssuikerziekte. Dit is niet echt verbazingwekkend, wel Dr. Barker's idee dat het ziektepatroon gevormd is door natuurlijke selectie- met andere woorden dat het is geprogrammeerd in de zich ontwikkelende foetus.
Deze aanname is op twee manieren uit te leggen. De eerste is dat de foetus keuzes maakt om de beperkte hoeveelheid voedsel zo goed mogelijk aan te wenden. Dr. Barker suggereert dat de foetus het voedsel zo toewijst dat een persoon de beste kansen heeft als het jong is ten koste van de latere levensjaren wanneer het al kinderen heeft gekregen en dood kan zijn gegaan aan iets anders. Boven alles beschermt de foetus de groei van de hersenen.
De tweede uitleg is dat een foetus afleidt wat het eet nadat het is geboren en zich hierop aanpast. In dit geval is een ziekte veroorzaakt door een verkeerde voorspelling. Vooral personen die zich in de baarmoeder aanpassen voor een lage-calorie, lage-vet omgeving kunnen problemen verwachten in een hoge-calorie, hoge-vet omgeving.
Beide aannames vullen elkaar waarschijnlijk aan.
Mark Vickers van de Auckland Universiteit in Nieuw Zeeland heeft twee andere symptomen geïdentificeerd: gulzigheid en luiheid. Bij ratten eten nakomelingen, met een laag geboorte gewicht en van ondervoede moeders, meer en bewegen ze minder dan exemplaren met een normaal gewicht. Hij denkt dat dit ook geldt voor mensen. Dit is normaal erg verstandig. Als de baarmoeder aangeeft dat voedsel schaars is, is het ontwikkelen van gedrag dat zowel leidt tot zoveel mogelijk eten als het conserveren van energie wijs. Het gaat alleen verkeerd met elke avond een afstandsbediening, een zak chips en een literfles cola.
Dr Susan Ozanne van de Cambridge Universiteit stelt dat een foetus zijn best doet om de hersenen te beschermen. Toch lukt dit niet altijd. Kleine baby's doen het aantoonbaar slechter dan grote baby's. Grote baby's kunnen gemiddeld beter denken. Dit is weer het resultaat van variaties in de eerste groeifase, ook in het eerste levensjaar.
Voor de al geboren mensen is het belangrijk om minder te eten en meer te bewegen volgens Christopher Byrne. Zelfs als je geen gewicht verliest, verbrand je vet. Dat verbetert de gevoeligheid voor insuline. Dat vermindert weer de kans op suikerziekte. Dr. Byrne kan de bio-chemische veranderingen zien op het niveau van de boodschap moleculen die de instructies van de genen overbrengen aan de rest van de cel. Of je kunt het zelf bekijken in je toegenomen kans om gezond oud te worden ongeacht je geboortegewicht.
Zie ook:
Bron:The child is father to the patient The Economist June 14th 2003.
Datum laatste wijziging 16 januari 2004.