Filosofen benaderen 'dat wat de mens waarneemt' vanuit drie invalshoeken. De eerste is de kennisleer, waarbij het gaat om de aard, het vergaren en de reikwijdte van eigenschappen. De tweede is de zijnsleer, waarbij de kenmerken van categorieën centraal staan. De derde is de methodeleer, waarbij het gaat om de procedures en werkwijzen om kennis te verkrijgen. Het doel dat een voorspeller voor ogen heeft als hij beschouwingseenheden gebruikt, blijft bij deze benaderingen vrijwel onbesproken. Filosofen raken het nut van het maken van beschouwingseenheden nauwelijks. Ze gaan daarmee voorbij aan de essentie van abstracties: het vereenvoudigen van de werkelijkheid om gemakkelijker beslissingen te maken. Door de traditionele indeling «kennis, categorieën en procedures» in te wisselen voor de benadering «doel, besturing en beschouwingseenheden» komt de essentie wel centraal te staan.
Het uitbannen van complexiteit staat hoog op onze verlanglijst, omdat we doeltreffender en doelmatiger kunnen beslissen door alleen aandacht te schenken aan doorslaggevende informatie. Schenken we aandacht aan onbelangrijke zaken, dan verspillen we energie. Bovendien geldt dat hoe gemakkelijker we de essentie onderkennen, hoe sneller en beter we kunnen beslissen. Staat er een antilope of een leeuw tussen het gras? Zijn we jager of prooi? We hoeven niet elke keer uitgebreid na te denken wat een leeuw is. We herkennen de vorm en leiden de rest van de eigenschappen af. Daardoor zijn we sneller, verbruiken we minder energie en zijn we succesvoller. Hoe meer onbelangrijke details we weglaten, hoe eenvoudiger en gemakkelijker het denken wordt.
Naast het waarnemen kunnen we ook handelen. We vereenvoudigen deze activiteiten door alleen de knooppunten op elkaar aan te sluiten. In ons hoofd kiezen we de gemakkelijkste route: die met het kleinste aantal aansluitende knooppunten en de minste doorslaggevende kenmerken. Zo begrijpen en onthouden we veel routes.
Bij het plannen van routes naar een doel geven we de voorkeur aan eenvoud. We gaan van punt A naar Z en slaan alle tussenliggende stappen en alternatieven het liefst over. Dit vereenvoudigt ons denken. We onthouden dat we naar Parijs gaan, maar niet alle afslagen onderweg. Omdat we beperkte denkvermogens hebben, proberen we vragen te beantwoorden op het eenvoudigste niveau dat tot een goede voorspelling leidt.
Het waarnemen van de werkelijkheid is moeilijker dan het op het eerste gezicht lijkt. Naast concrete voorwerpen, zoals stenen, planten en dieren (materieel), nemen we tegelijkertijd ook ideeën en concepten (immaterieel) waar. Neem bijvoorbeeld een voetbal: die is rond, gevuld met lucht en hard. De bal heeft verschillende kleuren en kan gemaakt zijn van leer of plastic. Het exacte aantal atomen in de bal is onbekend. Wat gebeurt er als er een voetbal over de doellijn rolt? Zien we dan atomen die zich van punt A naar B verplaatsen? Of zien we een stuk leer van 450 gram het doel inrollen? Wellicht zien we de gouden wedstrijdbal, geschonken door de sponsor. Of is het de winnende treffer die we waarnemen? We zien de voetbal tegelijkertijd als een materiële en immateriële eenheid. Een voetbal rolt niet alleen over de doellijn (materieel), maar is ook de winnende treffer (immaterieel). Om deze combinatie te uitdrukking te brengen, gebruiken we niet het woord voorwerp of object voor dat wat we waarnemen, maar het woord beschouwingseenheid. Dit woord benadrukt dat onze waarneming afhankelijk is van de wijze waarop we naar iets kijken, van onze perspectieven en interpretaties.
Een goed waarnemingsvermogen leidt niet automatisch tot veel kennis en inzicht. Uilen kijken op afstand tot acht keer scherper dan mensen, maar zijn niet slimmer. Hond ruiken vele malen meer dan een mens en kunnen stoffen onderscheiden die mensen niet kunnen ruiken, maar zijn niet zo slim als een mens. Kennis vereist gespecialiseerde hersenstructuren die betekenis kunnen geven de waarnemingen.
Met behulp van beschouwingseenheden vereenvoudigen we de wereld en maken deze begrijpelijk. Een beschouwingseenheid is een geheel dat afzonderlijk te onderscheiden of te beïnvloeden is. Deze eenheden vormen de bouwstenen van onze kennis. Elke eenheid krijgt een naam, wat handig is omdat we met één woord een eenheid kunnen onderscheiden van een andere. Zo schetsen we met de woorden koe en paard een compleet beeld van deze dieren. Op dezelfde manier kunnen we met één woord ‘Amsterdam’ benoemen en daaruit een beeld afleiden van de stad met zijn panden en grachten.
De naam die we geven aan een beschouwingseenheid vat de doorslaggevende kenmerkende eigenschappen ervan samen. Het maken van een samenvatting start met de vraag: wat is het doel (nut, functie), wat willen we tot uitdrukking brengen? Laten we bijvoorbeeld stilstaan bij gras; simpel genoeg en in Nederland overvloedig aanwezig. Gras... Wat is er moeilijk aan gras? Gras in een weiland is voer voor loslopende koeien. Gras in een tuin is een gazon. Gras naast een zwembad is een speelweide. Gras in het nationale park in Athene is verboden gebied. Gras in de kwekerij heet een plag en is leverbaar per rol. Gras in het voetbalstadion is een grasmat en is slijtvast. Gras op een golfbaan is een green. Gras langs de kant is oever- of bermgras. Gras tussen de tegels is onkruid. Gras… Elke keer kijken we naar het doel van het gras, beschrijven we de doorslaggevende eigenschappen en geven we het een naam. Zonder het doel te kennen, is het niet mogelijk om de grastermen te begrijpen. Toch is en blijft het gras. Zo simpel en toch zo moeilijk tegelijkertijd, omdat de doorslaggevende kenmerken en bijbehorende naam afhankelijk zijn van het nut van gras.
Een ander voorbeeld: wanneer is een drinkglas een theeglas en wanneer een bierglas? Een theeglas kan een handvat hebben, maar dit hoeft niet. Een bierglas met handvat noemen we een bierpul. Uit zowel het theeglas als het bierglas kunnen we thee en bier drinken. Wat bepaalt dan het onderscheid tussen een theeglas en een bierglas? Het materiaal? De vorm? De inhoud? De functie? Wat bepaalt in welke categorie een drinkglas thuishoort?
Het antwoord is dat de functie, de rol of de betekenis die de beschouwingseenheid heeft voor het behalen van een doel van een waarnemer bepaalt welke eigenschappen kenmerkend zijn. Thee drinken we warm. Daarom is een theeglas hittebestendig en kent het een oor. Bier drinken we koud en in grote hoeveelheden. Een bierglas is daarom groot. Het doel van de waarnemer – in dit geval de drinker – bepaalt welke kenmerken van belang zijn.
De moeilijkheid ligt niet verscholen in het gras of het theeglas, maar in het begrip van het achterliggende doel. De vereenvoudiging vereist kennis en inzicht in het doel en in de wijze waarop we het doel kunnen bereiken. Pas daarna is het duidelijk waarom de bijbehorende kenmerken gekozen zijn en is de naam te begrijpen. Hoe simpel de vereenvoudiging ook is, als we het doel niet begrijpen, dan is de beschouwingseenheid complex.
Woorden vormen geen beginpunt voor het denken, omdat een woord een samenvatting is van meerdere kenmerken die eerst begrepen moet worden voordat een woord betekenis krijgt. In hoofdstuk 12 Kennisballon: Communiceren gaan we dieper in op dit onderwerp.
Beschouwingseenheden zijn ook complex, omdat de verschillende manieren van kijken naar de werkelijkheid zijn tegelijkertijd geldig. Elke waarnemer kan een beschouwingseenheid benoemen vanuit zijn eigen doel. In het eerste voorbeeld zijn alle termen voor de voetbal vanuit het doel van de waarnemer gezien goed. Toch denken we vaak dat alleen onze eigen zienswijze juist is, omdat we andere doelen niet herkennen. Door te leren op meerdere manieren naar beschouwingseenheden te kijken vergaren we gemakkelijker kennis en begrijpen we anderen beter. Dit vereist echter wel begrip van de achterliggende doelen.
Naar volgende pagina Naar inhoudsopgave editie 2024