Het vierde domein beschrijft het gedrag van levensvormen. Gedrag is de uitkomst van werking plus denken. Bij «Werking» volgen de vooraf vastgelegde acties nadat de omstandigheden juist zijn geworden. Bij «Gedrag» daarentegen, gaat denken vooraf aan een actie. Gedrag van dieren bestuderen we in de gedragsbiologie, wetenschappers spreken van ethologie. Menselijk gedrag bestuderen we in vakgebieden als filosofie, sociologie, psychologie, antropologie en geschiedenis.
De scheidslijn tussen «werking» in domein drie en «gedrag» in domein vier is scherp te trekken door voorspellend vermogen als criterium te hanteren. Op basis van een voorspelling neemt een levensvorm een beslissing. Eencelligen, planten en schimmels kunnen niet voorspellen en tonen geen gedrag. Ooit een zonnebloem om vier uur 's middags van het strand zien wandelen om op de camping een warme douche te nemen voordat de boiler leeg is? Dieren en mensen vertonen wel gedrag. Ze denken, vooral om hun bewegingsapparaat aan te sturen. Kunnen voorspellen is een vereiste om de juiste bewegingen te kiezen.
De voorspellingscapaciteit van dieren is stap voor stap ontstaan en verschilt van soort tot soort. In het algemeen geldt: hoe groter de voorspellingscapaciteit, hoe complexer het gedrag. Het werkingsdeel krijgt in verhouding tot het voorspellingsdeel een steeds kleinere invloed op het uiteindelijke gedrag. Dit is goed waar te nemen bij mensen. Menselijke gedrag is uiterst veranderlijk. Mensen kunnen niet alleen reageren op gebeurtenissen, ze kunnen gebeurtenissen ook vergaand voorspellen en daar hun gedrag op aanpassen, en zelfs de gebeurtenis beïnvloeden. Het onderzoeken van menselijk gedrag is hierdoor uitermate moeilijk. Mensen passen hun gedrag elk moment aan de omstandigheden aan. De kleinste gebeurtenis leidt tot nieuwe voorspellingen en daarmee tot nieuwe overwegingen en beslissingen. Elke situatie is net even anders en leidt tot ander gedrag. De herhaalbaarheid van gedragsonderzoeken is daardoor zeer beperkt, met als gevolg dat gedrag zich nauwelijks laat vangen in regels en modellen.
Door de grote veranderlijkheid van menselijk gedrag zijn 'wetenschappelijke' verklaringen vaak niet meer dan meningen die verpakt zijn in zelfbedachte 'wetten'. Oversimplificatie is hierbij bijna altijd de enige manier om houvast te krijgen. Een gedragsonderzoeker verdeelt de mensen in vier groepen, in zes categorieën, of in elke andere eenvoudige indeling die netjes op één bladzijde past. Gedrag is echter zo complex dat het samenvatten van gedrag in twee variabelen kant nog wal raakt. Elke theorie over menselijk gedrag die op twee assen in een grafiek is af te beelden, is daarom per definitie te simpel.
«Statistisch onderbouwd en herhaalbaar» gaat bij de beschrijving van menselijk gedrag door voor «waar». Door oversimplificatie en door het ontbreken van heldere oorzaak-gevolgverbanden is dat bijna niets. Veel 'wetenschappelijke' verklaringen voor gedrag zijn daarmee per definitie discutabel. Het fundamentele probleem is dat de eisen van voorspelbaarheid en waarneembaarheid, die bij de eerste twee domeinen voldoende zekerheid bieden om de vraag «waar of niet waar?» te toetsen, in het wetenschapsdomein gedrag te beperkt zijn. In dit domein moeten we aanvullende eisen formuleren om onderscheid te kunnen maken tussen «waar» en «niet waar». Gedragsverklaringen moeten naast de «waardoor»-vraag (werking) ook de «waarom»-vraag beantwoorden: wat wil de levensvorm bereiken (doel) en hoe wil hij dat doen (route)? Zonder deze kennis is een oorzakelijk verband niet vast te stellen. Elke verklaring van gedrag zonder deze verbanden is niet meer dan een slag in de lucht.
Naar volgende pagina Naar inhoudsopgave editie 2024