Mensen onderscheiden zich van andere levensvormen door hun abstractievermogen – het terug kunnen brengen tot de essentie om sneller en gemakkelijker beslissingen te kunnen nemen – en het vermogen om grote tijdvakken te overzien en langetermijn-plannen te kunnen maken.
Abstracties variëren van eenvoudig tot uiterst complex. Zodra een levensvorm een voorspelling baseert op een waarneming, is er al sprake van abstractie. Dit vereenvoudigen van de werkelijkheid komt in veel levensvormen voor. Wat onderscheidt de mens dan? Het unieke aan Homo sapiens is het vermogen om deze abstracties te delen met soortgenoten via tekeningen, symbolen en gestructureerde taal.
Deze sprong in denken is zo ingrijpend dat het tijd is om een nieuwe menssoort te benoemen: Homo Sapiens Abstracto. Wat deze soort onderscheidt, is het vermogen om complexe problemen te vereenvoudigen, daar algemene principes uit af te leiden en deze inzichten effectief over te dragen aan anderen. Naast Homo Economicus, die rationele afwegingen maakt, Homo Faber, die primair werkt, en Homo Ludens, die vooral speelt, is Homo Abstracto uniek in zijn manier van begrijpen en communiceren—gedreven door abstractie en taal.
Tekeningen en taal zijn uitingen van de grote abstractievermogens van mensen, niet een startpunt. Een beginpunt zoeken in taal mislukt daarom altijd, alle Heilige Geschriften ten spijt.
Het beginpunt van Homo Abstracto ligt bij het gebruik van een echte taal. Het exacte moment waarop de mens taal begon toe te passen, is moeilijk te achterhalen—geluid laat immers geen sporen na. Wel vinden we aanwijzingen in de evolutie van het menselijk brein. Sinds we zes miljoen jaar geleden een gemeenschappelijke voorouder deelden met chimpansees, is de omvang van onze hersenen bijna verviervoudigd. Toch wijzen studies erop dat deze trend zich bij Homo sapiens heeft omgekeerd: in de afgelopen tienduizenden jaren is onze gemiddelde hersengrootte juist afgenomen.
De schedels van mannen en vrouwen zijn tegenwoordig gemiddeld 12,7% kleiner dan die van Homo sapiens tijdens de laatste ijstijd.12.3-1Ian Tattersall Endocranial volumes and human evolution. F1000Research 2023, 12:565 (https://doi.org/10.12688/f1000research.131636.1) Ian Tattersall verklaart deze afname van de hersenomvang als een verschuiving van een intuïtieve manier van denken naar een meer abstracte benadering om de omgeving beter te begrijpen. In het Alforto-raamwerk wordt deze transitie concreet gemaakt door de overgang van een fotografisch geheugen naar een geheugen dat gebruikmaakt van kennisfactoren en beschouwingshiërarchieën. Volgens Tattersall was de uitvinding van taal de drijvende kracht achter deze verandering in denkstijl. Onze voorouders verwerkten informatie waarschijnlijk op een manier die direct correleerde met de hersengrootte: hoe groter de hersenen, hoe meer informatie ze konden bevatten. Tegenwoordig denken we echter anders. We structureren de wereld om ons heen met woorden en symbolen en combineren deze om nieuwe vragen te formuleren. De nieuwe denkwijze, waarbij factoren en hiërarchieën een centrale rol spelen, maakt het nemen van beslissingen efficiënter.
Sommige paleontologen betwisten Tattersalls theorie en stellen dat het fossielenbestand erop wijst dat de hersenen pas recenter begonnen te krimpen, waardoor taal niet als oorzaak kan worden aangewezen.12.3-2Jeremy DeSilva, Luke Fannin, Isabelle Cheney, Alexander Claxton, Iulian Ilie, Jessica Kittelberger, Jeff Stibel, James Traniello 2023 Human brains have shrunk: the questions are when and why. Front. Ecol. Evol., 22 June 2023 Sec. Social Evolution Ook de door Tattersall gesuggereerde datum voor taalverwerving, ongeveer 100.000 jaar geleden, wordt bekritiseerd. Jeff Morgan Stibel meent dat niet taal, maar klimaatverandering de afname van de hersenomvang verklaart.12.3-3Jeff Morgan Stibel 2023 Climate Change Influences Brain Size in Humans Brain Behav Evol (2023) 98 (2): 93–106. Hij ontdekte dat de menselijke hersenen de afgelopen circa 17.000 jaar—sinds het einde van de laatste ijstijd—zijn gekrompen. Uit een grondige analyse van klimaatgegevens bleek dat periodes van klimaatopwarming samenvielen met een afname in hersengrootte. Hersenen zijn het meest energie-intensieve orgaan van het lichaam: hoewel ze slechts ongeveer 2% van de lichaamsmassa uitmaken, verbruiken ze meer dan 20% van het energieverbruik in rust.
Anderen denken dat de krimping van onze hersenen te verklaren is door de overgang van jager-verzamelaars naar landbouwers. Dit legde de basis voor complexe samenlevingen. Jeremy DeSilva betoogt op basis hiervan dat de afname van de hersengrootte tussen 20.000 en 5.000 jaar geleden plaatsvond, als gevolg van veranderende levenswijzen en sociale structuren.
Hersengrootte bepaalt echter niet alles. Gemiddeld hebben mannen 11% grotere hersenen dan vrouwen, voornamelijk doordat mannen fysiek groter zijn. Toch beschikken beide geslachten over vergelijkbare cognitieve vaardigheden. Over het algemeen zien we bij diersoorten dat grotere hersenen in verhouding tot de lichaamsgrootte vaak leiden tot hogere intelligentie. Dit verband klopt echter niet altijd: vogels zoals kraaien tonen bijvoorbeeld opvallende slimheid, ondanks hun relatief kleine hersenen.
Alle aanwijzingen wijzen in dezelfde richting: het menselijk brein krimpt. Hoewel de precieze oorzaak hiervan onzeker blijft, is de verandering in denkstijl en de toenemende rol van taal duidelijk.
Ongeacht schedelomvang variëren schattingen over de oorsprong van taal sterk, van 50.000 tot 8.000 jaar geleden, met een gemiddelde rond 15.000 jaar. Ter vergelijking: Homo sapiens bestaat al circa 300.000 tot 200.000 jaar, terwijl de oudste bekende rotstekeningen ongeveer 40.000 jaar oud zijn. Geschreven taal is een relatief recente ontwikkeling, hooguit 5.000 jaar oud,
Gezien de enorme transformatieve kracht van taal is het passend om, met de oorsprong rond 15.000 jaar geleden, een aparte categorie te erkennen: Homo Sapiens Abstracto.
Vorige pagina Volgende pagina Naar inhoudsopgave