5.1 Afleiden kennisfactoren

We kunnen de belangrijkste kennisfactoren afleiden van ons vermogen om te bewegen. Ons brein bestuurt ons lichaam en zorgt voor gecoördineerde bewegingen. Bewegen kost energie, en omdat energie in de vorm van voedsel schaars is, kiezen we vooraf de beste route naar ons voedsel, ons doel. Hierbij houden we rekening met vrienden en vijanden.

Vier losstaande factoren – een factor is een medebepalend deel – komen bij elke routesamenstelling in elke situatie terug. De eerste factor is de persoon die kijkt en actief is. De tweede factor is het doel, bijvoorbeeld fruit in een boom. De derde factor is de actie die de persoon onderneemt om het gekozen doel te bereiken. Elk doel leidt tot andere acties. Laaghangend fruit plukken we eerst, voor hoger hangend fruit klimmen we in de boom. De vierde factor is het voorwerp, bijvoorbeeld een appel. Elk voorwerp vereist andere activiteiten. In dit boek noemen we een voorwerp een beschouwingseenheid, omdat er ook ontastbare ideeën bestaan.

Het onderkennen van de afzonderlijke kennisfactoren minimaliseert ons geheugen en vergroot ons beslissingsvermogen. Beslissingen nemen we sneller en beter door een beperkt aantal kennisfactoren met elkaar te combineren. Waarnemingen richten we bovendien op alleen de belangrijk kenmerken. Kunnen we de kennisfactoren niet onderscheiden, dan zijn onze waarnemingen niet in te dikken, niet samen te vatten. We blijven dan fotografisch denken, zoals Harry van der Laan doet. Dit stelt veel hogere eisen aan ons geheugen, zonder dat we betere beslissingen kunnen nemen.

In algemene termen is de grootste vereenvoudig het opdelen acties in vijf medebepalende delen (factoren). Een (1) persoon bereikt een (2) doel met (3)acties en stuurt bij door (4) waar te nemen en (5) draagt kennis over met woorden en symbolen. Anders verwoord, een handelend persoon kiest een doel in een situatie die we beschrijven met voorwerpen, algemener beschouwingseenheden genoemd (waarnemen). De route naar het doel is alleen door acties uit te voeren (beïnvloeden) te bereiken. Deze vier factoren zijn in afbeelding 16 voorgesteld als een ballon. We onthouden elke factor maar één keer. Vervolgens combineren we deze factoren naar keuze om een doel te bereiken. Communicatie is de vijf kennisfactor en volgt pas na begrip van vier andere kennisfactoren.

Kennisfactoren Persoon Doel Beïnvloeden Waarnemen

Afbeelding 16: Kennisfactoren

Hoewel deze kennisballonnen gemakkelijk te begrijpen zijn, ligt de complicatie verscholen in de vrijheid die we hebben om nieuwe details te onderkennen. We kunnen elke factor verdiepen door die op te delen in onafhankelijke subfactoren. De kennisballonnen zijn steeds verder op te blazen en te vullen met meer subballonnen. Dit leidt eerst tot meer complexiteit, omdat de hoeveelheid elementen toeneemt door het steeds verder onderverdelen van de ballonnen.

Wanneer plaatsen we een ballon in een andere ballon? We doen dit wanneer de elementen binnen een ballon een gemeenschappelijke bovenliggende factor hebben. Een gebeurtenis kent bijvoorbeeld tijd en plaats als afzonderlijke delen. Tijd en plaats zijn op zichzelf complexe kennisballonnen met vele subballonnen. Zo creëren we een hiërarchie in de kennisballonnen. Tijd, plaats en aantal zijn op zichzelf ook gelaagde ideeën die we laag voor laag moeten leren. Eerst leren we optellen voordat we kunnen vermenigvuldigen (=herhaald optellen). Eerst leren we vandaag, gisteren en morgen van elkaar te onderscheiden voordat we in weken, maanden of jaren kunnen denken. Eerst leren we onze eigen omgeving kennen, voordat we stilstaan bij andere landen of de gehele aarde. Het kost ons jaren om deze componenten volledig te begrijpen.

Begrip van de subballonnen tijd, plaats en aantal is essentieel voor het mogelijk maken van complexe samenlevingen, zowel voor het waarnemen als beïnvloeden. Het doorzien van aantallen is belangrijk in grote georganiseerde samenlevingen, ongeveer vanaf 5000 jaar voor Christus. Het bouwen van piramides in Egypte vereiste geavanceerde rekenkunde, niet alleen voor de bouw zelf, maar ook voor het aanvoeren van voedsel. Plaats en tijd zijn cruciaal om gebeurtenissen met elkaar in verband te brengen. De plaats geeft de positie op de wereld aan, van microscopisch niveau tot het heelal. Een goed plaatsbesef biedt voordelen in bijvoorbeeld de drijfjacht en oorlogvoering. De tijdschaal maakt het besef van vroeger, nu en toekomst mogelijk. Het inzicht dat de seizoenen een jaarritme hebben, stelt ons in staat om vooraf etensvoorraden aan te leggen en beschermende kleding te maken. Als een rivier elk jaar in het voor- en najaar overstroomt, kunnen we ons daarop voorbereiden.

Zijn alle kennisfactoren eenmaal onderkend, dan vormen ze een springplank om het denkgemak te vergroten. Het toevoegen van nieuwe kennis is dan niet meer dan een klein subballonnetje toevoegen aan de bestaande kennis. Ontbreekt echter (een deel van) een kennisballon bij een persoon, dan is deze informatie onzichtbaar of onbegrijpelijk. In dat geval is de springplank niet een opstapje, maar een grote hindernis. Vooral voor beginners zijn de ontbrekende kennisballonnen een groot struikelblok.

Leeglopen ballonnen

Onder druk, in stressvolle situaties, lopen onze kennisballonnen plotseling leeg. Wat eerst complex was, wordt eenvoudig. De subballonnen verdwijnen. We vallen terug op ingesleten patronen zonder goed na te denken over mogelijke oplossingen. Zo blazen we bijvoorbeeld in een vliegtuig vaak ons reddingsvest op terwijl we nog in onze stoel zitten, in plaats van te wachten tot we buiten in het water zijn. Hierdoor drijven we tegen het plafond van het vliegtuig en kunnen we niet ontsnappen uit een vliegtuig dat in zee is gestort.

Het denken in delen vormt de basis voor het vinden van alternatieve routes. Door zelfstandige factoren te herkennen, kunnen we ze zowel met elkaar uitwisselen als nieuwe combinaties maken. Elke combinatie die het doel bereikt, is een mogelijk alternatief. Een goede opdeling biedt een groot voordeel bij het vinden van alternatieven. Zonder de wereld op te delen in factoren, is het niet mogelijk om nieuwe combinaties te maken en complexe ideeën te bedenken.5.1-1Barsalou, L. W. (1999). Perceptual symbol systems. Behavioral and Brain Sciences, 22, 577–660.5.1-2Barsalou, L. W. (2003a). Abstraction in perceptual symbol systems. Philosophical Transactions of the Royal Society of London: Biological Sciences, 358, 1177–1187.

Het kunnen kiezen uit alternatieven is handig in vele situaties. We gaan bijvoorbeeld fietsen, maar als het regent, nemen we de auto . Het adres waar we naartoe gaan blijft hetzelfde, maar de weg ernaartoe is anders. Zo kiezen we in elke situatie het beste alternatief. Dit vraagt wel veel van onze grote hersenen, die gespecialiseerd zijn in het vinden van alternatieven.

Het onderkennen van delen is ook een vereiste om creatief zijn. Onze grote creativiteit maakt mensen uniek. Hebt u wel eens een kunstwerk gezien van een (ongetraind) dier?

Het kost veel tijd om te leren denken in onafhankelijke factoren en hiërarchische beschouwingslagen; het komt ons niet van nature aanvliegen. Het zijn geen vaardigheden die we van jongs af aan bezitten. Alleen na goed onderwijs kunnen we de wereld ontleden in juiste kennisfactoren en hiërarchische beschouwingslagen.

Om zinvolle van zinloze opdelingen in kennisfactoren te onderscheiden, is het verstandig om criteria voor de juistheid van het opdelen te formuleren. Deze criteria leiden we af van het nut (de functie) van het opdelen: het opdelen maakt het onthouden gemakkelijker en geeft ons meer vrijheid om nieuwe combinaties te maken, en dus alternatieve routes naar een doel te vinden.

Vanuit deze gedachtegang leiden we de volgende criteria voor het opdelen af:

  1. Elke kennisfactor is onderdeel van de beïnvloedingsketen om een situatie te veranderen. Een deel wordt pas een kennisfactor als het bijdraagt aan het bereiken van een doel. Het simpelweg opdelen in stukken is niet voldoende om als kennisfactor te gelden. Het onderscheid is duidelijk te maken door te zeggen dat een factor bijdraagt aan een toekomstig doel; een deel is slechts een onderdeel van de waarneming.
  2. Elke factor is een zelfstandig onderdeel van de beïnvloedingsketen zonder in herhaling te treden. We benoemen elke factor slechts eenmaal, ook al komt deze meerdere keren in de route voor.
  3. Een factor is een deel dat medebepalend en onafhankelijk van andere factoren is. Draagt een deel niet bij, dan is het niet een factor. Een onafhankelijke factor heeft geen directe invloed op een andere factor. We kunnen de invulling van een factor dus vervangen zonder dat de andere factoren wijzigen. Elke factor is zelfstandig en kent alternatieven.
  4. Is er geen alternatief, dan is het niet een deel, maar een stuk van een route naar het doel. Een factor is uitwisselbaar. We kunnen bijvoorbeeld een doel vervangen door een ander doel.
  5. Een factor vereenvoudigen we zoveel mogelijk. We beschrijven alleen de informatie die steekhoudend is om het gekozen doel te bereiken.
  6. Factoren zijn niet overtollig en brengen ons dichter bij het doel. Dit criterium zorgt ervoor dat de alternatieven elkaar vervangen.

We staan open voor suggesties om deze criteria aan te scherpen en te toetsen. Verbeteringen in de gehele tekst zijn natuurlijk altijd welkom.

Vorige pagina Volgende pagina Inhoudsopgave

Comments