Hoe leren we de kennisballonnen te vullen? Volgens Jean Piaget vullen we elke kennisballon het liefst in de volgorde ontdekken, begrijpen, voorspellen, benoemen en beïnvloeden.1 De vijf fasen bouwen op elkaar. Ontdekken komt voor begrijpen tot beïnvloeden komt na benoemen. Ontdekken, begrijpen en voorspellen zijn onderdeel van de waarnemingsballon, benoemen van de communicatieballon en beïnvloeden van de beïnvloedingsballon.
Een kennisballon blazen we op in deze vijf stappen, maar we kennen ook subballonnen. Deze subballonnen zien we niet als we die nog niet zijn opgeblazen. We zijn dan geheel blind voor deze kennis.
Afbeelding 17
In afbeelding 17 is dit geïllustreerd met de kennisballon Waarnemer. We beginnen we herkennen van de werking van ons lichaam, aangeduid met de waarnemer gij. Vervolgens voegen we ik toe, naar wij en als laatste dij, de denkbeeldige objectieve waarnemer. Kinderen tot ongeveer vier jaar hebben geen wij-kennisballon. Ze kennen alleen de gij- en ik-kennisballon.
Het opblazen van een subkennisballon is zwaar werk. Hoe groter de ballon, hoe meer kracht het ons kost. Hier hebben we van nature een hekel aan en daarom hebben we een foefje bedacht om het ons gemakkelijker te maken. We formuleren bij voorkeur vage, algemene uitspraken die altijd waar zijn om veel denkwerk te voorkomen. We zeggen liever dat we streven naar vrede en welvaart, dan dat we investeren in een nieuw bedrijf. Volgend jaar gaan we de zaken anders aanpakken, vandaag kan dat nog niet. Hoe algemener, hoe gemakkelijker ons denken is, maar het voegt geen waarde toe, omdat we de ideeën niet kunnen omzetten in acties.
Politici en journalisten maken vaak gebruik van deze neiging tot vaagheid. Vertellen oprechte politici de waarheid, dan geven ze ook de details van hun voorstellen. Ontbreken de details, dan roepen ze maar wat. Details zijn belangrijk, omdat uit onderzoek van politieverhoren blijkt dat we de waarheid vertellen zodra we details geven.
Van jongs af aan leren de meeste mensen eerst vormen waar te nemen, daarna gebeurtenissen op te merken en uiteindelijk verbanden af te leiden tussen verschijnselen. Sommige mensen beginnen echter met een gekozen doel, zoeken de stappen om dat doel te bereiken, letten alleen op de doorslaggevende kenmerken en kiezen uiteindelijk de juiste acties. Dit maakt het verwerven van nieuwe kennis veel gemakkelijker, omdat ze zich alleen hoeven te richten op de beperkte verzameling doorslaggevende kenmerken die bij de gekozen route horen. De hoeveelheid nieuwe kennis in de gekozen route is relatief klein en kan met minimale inspanning aan de bestaande kennis worden toegevoegd.
Hoogbegaafde kinderen ontwikkelen al op jonge leeftijd de vaardigheid om de wereld te bekijken vanuit een gekozen doel. Door eerst het doel te herkennen, vervolgens routes te bedenken en daarna toe te werken naar de vormen, ontlasten ze hun geheugen aanzienlijk. Ze beperken het aantal doorslaggevende kenmerken dat ze moeten onthouden, zien eerder verbanden en kunnen sneller alternatieven bedenken. De ontwikkeling van kennis gaat vervolgens supersnel, waardoor we deze personen als hoogbegaafd beschouwen binnen het specifieke vakgebied.
Mensen met een aangeboren voorkeur voor vormen of gebeurtenissen leren niet of nauwelijks om vanuit het doel terug te redeneren. Slechts één op de drie mensen — zelfs op universitair niveau — redeneert vanuit het doel terug en herkent de knooppunten die bij de specifieke situatie horen. Een derde beschrijft de situatie het liefst in vormen en leidt daaruit een aanpak af. Het resterende deel analyseert de gebeurtenissen en probeert daaruit een actieplan af te leiden. Deze twee laatste groepen kunnen prima een stappenplan uitvoeren en voorgeschreven reageren op gebeurtenissen, maar ze vinden het moeilijk om nieuwe routes naar een doel te bedenken.
Mensen met een fotografisch geheugen hebben een bijzondere gave, maar we beschouwen dit niet als een kenmerk van hoogbegaafdheid. Die term reserveren we voor personen die creatief zijn en nieuwe dingen creëren.
Vorige pagina Volgende pagina Inhoudsopgave