4. Beschouwingslagen

De werkelijkheid bestaat uit allerlei zelfstandige voorwerpen die elkaar beïnvloeden. Van regen en zonneschijn tot virussen en bacteriën. Deze diversiteit is zo groot dat we alle verschijnselen niet in één keer kunnen begrijpen en benoemen. Om toch grip te krijgen op alle informatie, groeperen we waarnemingen in ons hoofd. Bij elkaar staande bomen noemen we een bos; kinderen met hun ouders een gezin; de binnenkant van ons huis het interieur. Zo proberen we waarnemingen met zo weinig mogelijke woorden te beschrijven.

Grotere eenheden maken onze beslissingen veel gemakkelijker. We herkennen een koe en snappen meteen dat die ons niet opeet. Zien we een leeuw, dan weten we dat we wel een prooi zijn.

Door de wereld op te delen in lagen van gelijke kenmerken maken we het ons nog gemakkelijker. We hoeven dan per laag maar één keer de specifieke informatie te onthouden. We maken bijvoorbeeld een laag van vervoermiddelen. Een onderdeel hiervan is een auto dat een zelfstandig voertuig is. Auto’s zijn te bekijken vanuit verschillende oogmerken, bijvoorbeeld merk, model, carrosserievorm en brandstof. Dit is een laag onder de auto in de voertuigenlaag. Brandstof is weer een nieuwe laag en is onder te verdelen in benzine, diesel en elektrisch.

We noemen de opbouw in lagen een beschouwingshiërarchie, een ordening van een onderwerp vanuit een gekozen oogmerk. De eigenschappen orderen we van algemeen naar specifiek. Bovenin de hiërarchie staat een breed begrip dat we opdelen in subcategorieën. Deze subcategorieën zijn vervolgens verder opgesplitst in nog kleinere subcategorieën, enzovoort.

Het voordeel van een hiërarchie is dat we gelijke eigenschappen maar één keer hoeven te onthouden. Benzine en dieselauto’s hebben beide wielen. Dat gezamenlijk kenmerk onthouden we eenmalig waardoor we veel minder hoeven te onthouden en we onze aandacht richten op de zaken die belangrijk zijn. Onbelangrijke details laten we buiten beschouwing, omdat ze niet belangrijk zijn vanuit het gekozen oogmerk.
Het opbouwen van de beschouwingslagen is een extra bewerking bovenop de fotografische waarneming.

Het staat ons altijd vrij om nieuwe lagen te introduceren zolang de opbouw correct blijft. Het uitgangspunt is: hoe eenvoudiger, hoe beter. We zeggen liever paard, dan vier benen, een kop en een staart, twee oren, enzovoort.
Het maken van een nieuwe laag is verplicht als de doorslaggevende kenmerken van de bovenliggende laag anders zijn dan die van de onderliggende laag. We noemen dit ook wel ontluikende eigenschappen (emergence properties).
We kijken naar het geheel, bijvoorbeeld een huis, en ook naar onderdelen van het huis, de zolder en de woonkamer. Het huis is een samenstelling en kent als geheel andere eigenschappen dan de delen. Het huis is bijvoorbeeld winddicht. Het huis hoort daarom in een bovenliggende laag.
De eigenschappen van bovenliggende lagen zijn niet af te leiden vanuit hun delen. Een huis van hout heeft andere eigenschappen dan het hout zelf, zelfs gezien vanuit de brandeigenschappen. Brandt hout in een huis, dan wordt het hout veel warmer en brandt dus beter. Een huis heeft hierdoor andere brandeigenschappen dan hout in de natuur. Of neem zout, gemaakt van natrium en chloride. Natrium of chloride proeven niet zout, de combinatie wel. Het is een nieuwe eigenschap die een nieuwe beschouwingslaag afdwingt.
Tevoorschijn komende eigenschappen zijn afhankelijk van de waarnemer of uitvoerder en zijn oogmerk of doel. We strooien zout om gladheid van de wegen te voorkomen. Het is daarbij onbelangrijk hoe het zout proeft, wel dat het zout het vriespunt van de weg met enkele graden verlaagt.

Naar volgende pagina Naar inhoudsopgave editie 2024