Het orgaan dat alle informatie coördineert, is stapsgewijs ontstaan. In primitieve levensvormen is het orgaan klein en nauwelijks herkenbaar, een verzameling zenuwcellen, meer niet. In verder ontwikkelde dieren neemt het aantal zenuwcellen dat beslissingen neemt steeds meer toe. In gewervelde dieren noemen we het besturingsorgaan voor het eerst hersenen. De hersenen groeien om steeds complexere beslissingen te nemen en de kans op succes te vergroten.
Het doel voorop zetten om goede voorspelling te maken botst met ontwikkelingsvolgorde van ons brein. Het brein begon haar groeiproces met de hersenstam. Die voert stappenplannen uit om het lichaam in stand te houden. Bijvoorbeeld, verhoog de hartslag als er te weinig zuurstof in het bloed zit. De kleine hersenen zijn later ontstaan om te reageren op gebeurtenissen in de wereld om ons heen. Dit vereist het kunnen waarnemen van de omgeving. Bijvoorbeeld, spring opzij als een rotsblok op ons afrolt. De grote hersenen zijn nog later ontstaan om alternatieven te kiezen. We kunnen naar links en rechts uitwijken. Wat is gunstiger? Hoe bereiken we een gekozen doel het snelst en simpelst? Elke volgend hersendeel bouwt verder op de eerder ontstane delen.2-9Kazlev, M. Alan; et al. 2003 "The Triune Brain."
Uiteindelijk nemen we maar één beslissing. We gaan of naar links of naar rechts, niet naar beide tegelijkertijd. De drie hersengebieden werken met elkaar samen en komen tot één besluit. De scheidslijnen tussen de mechanismen zijn daardoor niet messcherp te trekken.2-10Zie voor veel meer hersendetails: https://www.janelia.org/project-team/flyem/hemibrain Zonder het ene kan het andere niet functioneren. Toch vormt deze driedeling een goed houvast voor de opbouw van kennis, omdat later ontstane hersenprocessen niet zonder eerder ontstane processen kunnen. Rationele beslissingen van de grote hersenen steunen bijvoorbeeld op emoties van de hersenstam. Zonder emoties is het niet mogelijk om rationele beslissingen te nemen.2-11Arjen Meijer (2012) «3DE5, doel, denken, daden» Emotie gaat vooraf aan ratio. Zo bouwen later ontwikkelde denkeigenschappen bouwen voort op de eerder ontwikkelde denkeigenschappen.
De groei van onze hersenen kent heldere opbouw. Eerst de werking van het lichaam regelen, vervolgens reageren op een situatie en als laatste kiezen uit alternatieven om een doel te bereiken. Een ander opbouw is niet mogelijk. Zonder een werkend lichaam is niet mogelijk om de situatie waar te nemen en alternatieven te ontdekken.
Elk hersendeel kent vanuit de ontstaansgrond een eigen prioriteitsvolgorde:
1. De hersenstam: Werking
2. De klein hersenen: Waarnemen en werking
3. De grote hersenen: Kiezen uit alternatieven, waarnemen en werking.
De volgorde (1) werking, (2) waarnemen en (3) alternatieven is ingegrift in onze hersenen en is vaak niet, of alleen na heel veel training, te veranderen.
Hersengebied | Prioriteiten | Nut? |
---|---|---|
Hersenstam | 1. Werking | Bestaan |
Kleine hersenen | 1. Werking 2. Waarnemen |
Bewegen |
Grote hersenen | 1. Werking 2. Waarnemen 3. Alternatieven |
Voorspellen |
De drie hersengebieden leren we in volgorde toe te passen. We beginnen op jonge leeftijd met het leren controleren van onze driften en emoties. Daarna leren we goed te bewegen, wat we motorische aansturing noemen. Ondertussen leren we ook de wereld te doorgronden en te begrijpen. Deze afzonderlijke gebieden zijn tientallen jaren geleden al uitgebreid beschreven. Het begripsdomein is in 1956 voor het eerst beschreven;2-12David R. Krathwohl, Benjamin S. Bloom, Bertram B. Masia (1956) Taxonomy Of Educational Objectives: Handbook, The Cognitive Domain het gevoelsdomein in 1964;2-13David R. Krathwohl, Benjamin S. Bloom, Bertram B. Masia 1964 Taxonomy Of Educational Objectives: Volume 2, The Affective Domain het bewegingsdomein in 1970.2-14Robert J. Armstrong (1970) Psychomotor levels in Developing and Writing Behavioral Objectives, pp.20-21 In Tabel 7: Hersengebieden en kennisgebieden is de opbouw samengevat.
Hersengebied | Belangrijkste nut | Voornaamste kennisgebied |
---|---|---|
Hersenstam | Regulering driften en emoties | Affectief: Gevoel |
Kleine hersenen | Motorische aansturing | Conatief: Bewegen |
Grote hersenen | Keuze uit alternatieven | Cognitief: Begrip |
Voor alle kennisgebieden (gevoel, bewegen, begrip) geldt dat later vele alternatieve versies zijn verschenen die steeds opnieuw probeerden eerdere versies te verbeteren. Bij uitgebreidere analyse beschrijven ze de kennisgebieden echter alleen vanuit andere waarnemers, doelstellingen en kijkrichtingen zonder de basisgedachte aan te vullen. Daardoor is van verbetering geen sprake. (Zie ook hoofdstuk 11.3 waarin we de herziene taxonomie van Bloom bespreken.)
We laten verder de gevoelsregulering en motorische aansturing grotendeels voor wat ze zijn. We kijken vooral naar het cognitieve domein, het begripsdomein met de meeste vrijheid.
De ontwikkeling van het denken startte in grote lijnen met 'voedsel zien' of ‘voedsel zijn’. De erop volgende beslissing is simpelweg erop af of wegwezen. De volgende stap is het kunnen innemen van een kansrijke positie. Zie je voedsel, val je prooi dan van achteren aan. Tegelijkertijd met het innemen van een positie, leert het brein tijd als factor te herkennen. Herhalingen zoals dagen, maanstanden en seizoenen krijgen een voorspellende waarde. Ga bij zonsopkomst naar de drinkplaats om een prooi te bemachtigen. Na deze stappen volgt begrip van oorzaak-gevolgrelaties. Een vogel legt bijvoorbeeld met vallen en opstaan een verband tussen de gifgroene kleur en de vieze smaak van het vlees van een kikker. Leven in een groep vergroot het beroep op leervaardigheden. Steeds meer denkkracht is vereist om juiste voorspellingen te maken. Kunnen leren is nu een onmisbare eigenschap voor hoger ontwikkelde levensvormen zoals zoogdieren.
Naar volgende pagina Naar inhoudsopgave editie 2024