Ons oriëntatie- en navigatiesysteem staat waarschijnlijk aan de basis van ons denken.5-1Jacob L.S. Bellmund, Peter Gärdenfors, Edvard I. Moser, Christian F. Doeller (2018) Navigating Cognition: Spatial Codes for Human Thinking Science 09 Nov 2018: Vol. 362, Issue 6415, eaat6766 Bij het zoeken naar voedsel onthouden we het voedsel en de vindplaats. We maken vervolgens een kaart in ons hoofd van alle vindplaatsen om het zoeken te vergemakkelijken. Dit doen we niet alleen voor leefomgevingen, maar ook voor kennisgebieden. We ordenen kennis op een ruimtelijke manier. Beschouwingshiërarchieën zien we voor ons als een piramide met meer of minder afstand tussen de lagen. Routes naar een doel zien we voor ons als een reis naar een geografisch eindpunt. Onze gedachtegang vormen een pad door de ruimten van onze gedachten, elke keer langs verschillende kenmerken en routes.
Deze navigatievaardigheid valt en staat met een goede opbouw van de waarnemings- en beïnvloedingshiërarchieën. Zonder goede opbouw halen we vormen door elkaar, verwarren we gebeurtenissen met elkaar en zien verbanden daar waar ze er niet zijn. Zonder goede opbouw navigeren we als door een drie dimensionale doolhof. We vermengen of springen over lagen, waardoor onze gevolgtrekkingen foutief zijn en we minder goede beslissingen nemen. Zijn de hiërarchieën wel goed opgebouwd en navigeren we wel op een goede manier dan krijgen we grote vrijheid om alternatieve routes en beschouwingseenheden te ontdekken.
De navigatie steunt op het dichterbij halen of juist brengen van de details. Door het uit- en inzoomen reizen we door de lagen. In de waarnemingshiërarchieën verbergen of openbaren we de doorslaggevende kenmerken van een beschouwingseenheid. In de beïnvloedingshiërarchieën doen we hetzelfde met de aansluitende knooppunten.
Het doel van het weglaten van onbelangrijke kenmerken is het vereenvoudigen van het denken. We benoemen de essentie van een beschouwingseenheid zo kernachtig mogelijk. Dit noemen we ook wel abstraheren. Het toevoegen van kenmerken noemen we concretiseren, specifieker maken. Concretiseren is het benoemen van kenmerken waardoor we een steeds gedetailleerder beeld maken van de beschouwingseenheid. Het algemener of specifieker maken van de vereiste informatie noemen we uit- en inzoomen.
Het begrip juiste beslissing is hier vermeden, omdat juist alleen achteraf (ex post) vastgesteld kan worden of de beslissing just was. Een beslissing (vooraf, ex ante) is altijd een voorspelling die wel of niet kan uitkomen.
Hoe weten we de goede beschouwingslaag te vinden? We voorspellen elk keer de uitkomst van ons handelen. Als we zeker weten dat de voorspelling uitkomt, dan voegen de details van onze activiteiten geen waarde toe aan onze beslissing. We kunnen dan in grotere eenheden waarnemen.. Vermindering van onzekerheid is de drijvende kracht achter het inzoomen. En omgekeerd, hoe meer zekerheid, hoe meer we kunnen uitzoomen en de beslissing vereenvoudigen.
We bakken bijvoorbeeld een cake met een standaard recept. We mixen het meel, de suiker, de eieren en de boter tot een glad beslag, doen het in de cakevorm en bakken het in de oven. We hoeven niet de fijne details te begrijpen om een cake te bakken. We kiezen geen andere samenstelling van het meel of een andere gistsoort. Het is ook niet nodig om de kwantumeffecten van het gebruikte gist te kennen voordat we een cake bakken. De kwantumeffecten oefenen geen invloed uit op onze afwegingen. We zoomen uit, omdat we deze details geen invloed hebben op onze beslissingen. Hebben de details wel invloed, dan zoomen we in. De details zijn dan wel van doorslaggevende betekenis. Bij het bakken van de cake gebruiken we bijvoorbeeld een groot ei waardoor de cake te nat is en inzakt. Variëren de eieren sterk in omvang, dan is de ei omvang wel een belangrijk detail om een lekkere cake te bakken.
Hoe verder verwijdert van het punt van een definitieve beslissing, hoe algemener de kenmerken kunnen zijn. Het omgekeerde geldt ook. Hoe dichter bij het hier en nu van een beslissing, hoe tastbaarder en specifieker de kenmerken zijn. “Over 1 minuut gaan we buiten lunchen” is veel specifieker dan “in de zomer gaan we een keer buiten eten”. De eerste uitspraak kunnen we omzetten in een actie, de tweede niet. Door af te zien van tijdstip en plaatsaanduiding verkleinen we het aantal doorslaggevende eigenschappen. We verminderen hierdoor de hoeveelheid informatie die ons brein moet verwerken. In het algemeen geldt: hoe algemener, hoe eenvoudiger een beslissing is. Dat is precies wat mensen doen die vanaf de zijlijn commentaar geven. Ze lossen grote wereldproblemen met globale termen in drie zinnen op, maar trappen wel in de val van de abstractielens: van afstand gezien zijn beslissingen eenvoudig, maar dichterbij het hier en nu neemt de complexiteit zo snel toe dat globale termen nutteloos zijn.
Ligt het concreet worden van onderbouwende informatie ten grondslag aan uitstelgedrag? Geeft uitstellen een betere beslissing?
Naast een kleiner beroep doen op ons geheugen geeft het zoomen de gelegenheid een beslissing uit te stellen tot het moment dat informatie beschikbaar is. Dat is verstandig omdat allerlei gebeurtenissen de uiteindelijke beslissing kunnen beïnvloeden. Regent het vandaag, dan stellen we de lunch uit tot morgen of we eten binnen in plaats van buiten. Hiermee verhogen de kans dat de beslissing juist is.Hoe verder een keuze van het hier en nu af ligt, hoe kleiner het aantal doorslaggevende kenmerken kan zijn. We beginnen eenvoudig met ongeveer en schuiven naar specifiek naarmate als een actie daar is. Stel, we gaan volgend jaar op vakantie naar Azië. Volgend jaar en Azië zijn nog ongeveer. De vraag wanneer we precies gaan, is pas later belangrijk, namelijk wanneer we de reis boeken. Dan is ook het kiezen van de precieze bestemming belangrijk.
Hoe verder weg de actie is, hoe eenvoudiger de informatie kan zijn. Maar onvermijdelijk komt het moment dat een beslissing genomen moet worden. Daardoor verschuift de informatie steeds meer van abstract naar concreet, van algemeen naar precies. De focus van het zoomen verschuift steeds meer naar het hier en nu. Door vooraf de focus heen en weer te schuiven, kunnen we een planning van onze activiteiten maken. Een planning sluit de doorslaggevende kenmerken en knooppunten op elkaar aan. Het maken van een planning draait de standaard werkwijze van het brein om en vereist daardoor bijzonder grote denkvermogens.
Hoe verder we in tijd kunnen kijken en hoe groter het gebied is dat we overzien, hoe meer informatie we moeten verwerken. Een groter tijdvak maakt dat toekomstige gebeurtenissen beter zijn in te schatten en dat meer alternatieve routes voorhanden zijn. Hierdoor zijn beslissingen in potentie beter. Het nadelen is wel dat het (collectieve) geheugen veel groter moet zijn.5-2Dit is de rol van onafhankelijke instituties en (religieuze) gebruiken in een maatschappij.
Hebben we bijvoorbeeld de vrijheid om terug te kijken in de historie, dan zien we dat onze voorvaderen mooie kerken bouwden die vrijwel allemaal instorten door een eens-in-de-eeuw-storm. Met deze verworven kennis bouwden we later grote steunberen aan de kerk om het instorten te voorkomen. Hebben we geen vrijheid om terug en vooruit te kijken, dan blijven onze beslissingen relatief gebrekkig, beperkt tot het hier en nu. In Nepal en Japan komen krachtige aardbevingen voor. Door ervaring wijs geworden zijn de Japanse bouwvoorschriften aangepast en nieuwe Japanse gebouwen bestand gemaakt tegen aardbevingen. In Nepal gebruiken ze de opgedane ervaringswijsheid niet. Nepalese gebouwen zijn daardoor niet bestand tegen aardbevingen en storten elke vijfentwintig jaar in door een sterke aardbeving. Leven in het hier en nu met de boeddhistische denkwijze kan mooi klinken, maar leidt wel tot Bijbelse rampen.
Een voorbeeld van het uit- en inzoomen in het dierenrijk. Een kudde olifanten loopt aan het einde van de droge tijd naar de regen toe. In welke windstreek regent het? Ongeveer is genoeg voor de keuze van de looprichting. Waar de regen precies valt, is niet van belang. Dat zien de olifanten wel als ze bij de buien zijn aangekomen. Dan zoeken ze naar een plaats waar waterpoelen zijn gevormd. Hoe dichter dieren en mensen in tijd en plaats bij de te nemen beslissing komen, hoe meer kenmerken belangrijk zijn. En omgekeerd, hoe verder een begrip van het hier en nu is verwijderd, hoe minder kenmerken doorslaggevend zijn.
Bij mensen vindt een vergelijkbaar denkproces plaats, waarschijnlijk met iets meer invloeden. Nomaden trekken met hun vee in Afrika aan het einde van droge periode naar het drinkwater. Het vinden van drinkwater heeft topprioriteit en staat geen moment ter discussie. Zonder water gaan de nomaden en hun vee dood.
Hoe komen de nomaden aan water? Wat gaan ze doen? Blijven zitten of vertrekken? Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de noodzaak om water te drinken (welke voorraad is nog beschikbaar?) en de snelheid waarmee de regens naderen. Een geheugen met eerdere oplossingen — ervaring — is vereist om de beste route te kiezen en te overleven.
De beste route is ook afhankelijk van de gebeurtenissen die het pad kruisen. Komen grote groepen leeuwen op het pad? Steekt een zandstorm op? Vernielen aardverschuivingen het pad? Elke route kent zijn eigen kansen en bedreigingen. Vooraf bepalen en inschatten welke gebeurtenissen plaatsvinden, is bijzonder moeilijk, maar niet ondoenlijk met opgedane ervaring.
Als laatste krijgt het de daadwerkelijke uitvoering aandacht. Welke acties ontplooien de nomaden? Trek naar het zuiden, naar de dichterbij komende regen. Loop in de ochtend en rust ‘s middags als het warm is om zo weinig mogelijk vocht kwijt te raken. Enzovoort.