We maken hiërarchieën van onze waarnemingen en van onze beïnvloedingen. We maken de beïnvloedingsketens zo simpel mogelijk door de details te verbergen en alleen de hoofdlijnen te schetsen. We gaan afwassen, niet het teiltje uit het kastje pakken, warm water tappen, ...
Het onderscheiden van waarnemingen en beïnvloeding leidt tot een drietrapsopbouw. De eerste stap is het benoemen van voorwerpen met woorden. We onderscheiden bijvoorbeeld spijkers en hamers. In stap twee beschrijven we met deze namen de route naar een doel. Sla met een hamer de spijkers in het hout en lijm daarna … de bovenplaat … om een kast te maken. In stap drie vergelijken we deze route met alternatieven en classificeren we de routes. We vergelijken kenmerken van de routes zoals het hameren, schroeven, lijmen of nieten. Belangrijk is dat we in stap drie de kenmerken van routes beschrijven en niet losstaande voorwerpen zoals in stap 1.
Hiermee hebben we drie referentielagen:
In deze laag identificeren we beschouwingseenheden, onderscheiden we doorslaggevende kenmerken en classificeren we deze eenheden in een hiërarchie. W beschrijft passief de wereld om ons heen en deelt deze op in zelfstandige eenheden.
In laag B plannen we de route naar een doel door knooppunten op elkaar aan te sluiten. We gebruiken daarbij de waarnemingsreferentie W.
Met onze acties veranderen we actief de wereld.
De route in B bouwt voort op de classificaties in de waarnemingsreferentie W . De zin “Sla met een hamer de spijkers in het hout” gebruikt de classificaties “hamer,” “spijkers,” en “hout” om de handeling te beschrijven. B kan dus niet zonder W.
In laag WB classificeren we routes B door waarneming van doorslaggevende kenmerken van routes.
Deze derde referentielaag is de tweede waarnemingslaag. In deze laag kijken we naar de activiteiten en classificeert die.
Wanneer we alternatieve routes classificeren in de waarnemen-van-beïnvloedingsreferentie WB, gebruiken we de kenmerken van routes in de beïnvloedingsreferentie B als indelingscriterium. De resultaat van deze classificatie is zelf geen route.
Als Dmitri Mendelejev het periodiek systeem der elementen, een indeling van materie op basis van het aantal protonen en elektronen, in zijn dromen bedenkt, dan staat het eindresultaat in de waarnemingsreferentielaag W. Vervolgens passen chemici deze kennis toe bij het samenvoegen en scheiden van stoffen. Dit is een menselijke activiteit en is daardoor een route die thuis hoort in de beïnvloedingsreferentielaag B. Om effectief te beïnvloeden verbinden we alle knooppunten en voeren we alle activiteiten op de juiste tijd en plaats uit. Alternatieve activiteiten vergelijken we met elkaar in de waarnemen-van-beïnvloedingsreferentielaag WB.
We onderscheiden de drie referentielagen, omdat voor elke laag andere regels gelden.
In de waarnemingsreferentie W zijn de doorslaggevende kenmerken en de daaruit afgeleide hiërarchie afhankelijk van het oogmerk van een waarnemer. Bert en Ernie willen hun speelgoed sorteren op kleur en grootte, maar op beide kenmerken tegelijk sorteren lukt niet. Bert en Ernie kiezen daarom een bovenliggend kenmerk, neem de kleur. De grootte is dan het kenmerk van de onderliggende laag. Deze lagen vormen een hiërarchie. Al het rode speelgoed gesorteerd op grootte, al het blauwe speelgoed op grootte, etc. In een laag groeperen we beschouwingseenheden met gelijke kenmerken. De steden New York en Parijs staan in dezelfde laag, maar een laag met New York en het Louvre museum gaat mank. Steden en musea staan in een andere beschouwingslagen, omdat ze andere eigenschappen hebben.
In een beïnvloedingsreferentie B kijken we naar het aansluiten van de activiteiten om een doel te bereiken, we minimaliseren het aantal aansluitende knooppunten en we beschrijven de route op de meeste eenvoudige wijze. We reizen van Amsterdam naar Parijs; de route loopt over Brussel. De route naar Brussel gaat van Amsterdam naar Utrecht, van Utrecht naar Antwerpen, van Antwerpen naar Brussel. Zo ontstaan er lagen in de routebeschrijving, waarbij geldt dat het begin- en eindpunt in een onderliggende laag gelijk moeten zijn aan die in de bovenliggende laag. De regels voor de hiërarchische opbouw verschillen hierdoor van waarnemingsreferentie. Het gaat in de beïnvloedingsreferentie niet om de gemeenschappelijk kenmerken, maar om een gelijk begin- en eindpunt. De routebeschrijving: “Ga naar Brussel, neem daar de derde afslag rechts.” is een foutieve routebeschrijving, omdat de aanwijzing derde afslag niet aansluit op het eindpunt van de vorige stap, hier Antwerpen en niet Brussel. In dit voorbeeld is de aansluitingsfout eenvoudig te begrijpen. De vraag is meteen “Waar zijn we in Brussel en waar beginnen we te tellen?” Bij minder tastbare redenaties herkennen we de denkfout wat minder goed. “Ik laat me pas inenten tegen COVID-19 als de regering iets doet tegen zwaarlijvigheid.” Er is geen enkel verband tussen de eigen bescherming door vaccinatie en het gewicht van andere mensen. Toch verkondigen sommige mensen deze onzin vol trots. De aanknopingspunten in hun redenering ontbreken echter volledig.
Als we een stofzuiger kopen, dan is het handig dat de stekker in het stopcontact past. Past de stekker niet, dan werkt de stofzuiger niet. De stofzak voegt een extra complexiteit toe. De oude voorraad zakken past meestal niet in de nieuwe stofzuiger. Of we een stofzak van een A-merk of huismerk kopen, is niet belangrijk, zolang de stofzak past. De stekker en de stofzak vormen de knooppunten om een werkende stofzuiger te krijgen.
Alternatieve routes zijn uitwisselbaar als ze gelijke aansluitende knooppunten hebben met voorafgaande en volgende stappen en ze ons tegelijkertijd dichter bij het doel brengen. Komen we niet dichter bij het doel, dan is de route overbodig.
In de waarnemen-van-beïnvloedingsreferentie WB kijken we naar de gemeenschappelijke kenmerken van routes in de beïnvloedingsreferentie B en delen die net zo als in de waarnemingsreferentie op naar doorslaggevende kenmerken. De WB bouwt verder op beïnvloedingsreferentie. Ontbreekt beïnvloedingsreferentie, dan is de WB logischer wijs niet op te stellen. We schrappen alle overbodige eigenschappen en houden alleen de knooppunten van de routes en doorslaggevende kenmerken van de beschouwingseenheden die de routes beschrijven over.
Het ontbreken van routes weerhoudt uitgevers er niet van om managementboeken over zeven stappen naar succes of vijf kenmerken van succesvolle personen uit te brengen. In dit soort boeken ontbreekt het doel, is de route onbekend en ontbreken de te nemen beslissingen. De positieve boodschap dat iedereen winnaar kan zijn, voelt echter goed. Dat we er niets mee kunnen in praktijk, is niet belangrijk.
In de waarnemen-van-beïnvloedingsreferentielaag WB classificeren we routes. Stel we gaan vanuit Amsterdam naar Rome, daar gaan alle wegen toch al naar toe. Dit doel moet in alle alternatieve routes hetzelfde zijn, omdat het het uitgangspunt, het oogmerk van de classificatie is.
Welke route kiezen we? We kunnen de routes indelen naar allerlei criteria: reistijd, milieubelasting, uitzicht, … Door de criteria af te wegen, maken we een keuze uit de alternatieve routes. De criteria delen de eigenschappen van de routebeschrijving en bijbehorende doorslaggevende kenmerken in. We passen bij de beschrijving van de gekozen route een drietrapsopbouw toe:
De waarnemen-van-beïnvloedingsreferentie WB maakt het mogelijk om alternatieven te vergelijken. Alternatieven benoemen verschillende wijzen om het hetzelfde doel te bereiken. Pas na het vergelijken van alle alternatieven is vast te stellen welk alternatief het beste is. Het bepalen van alternatieven vindt plaats in de beïnvloedingsreferentie B. Het bepalen van de doelmatigheid is onderdeel van de waarnemen-van-beïnvloedingsreferentie WB.
De alternatieven zijn vaak niet zwart-wit, maar weerspiegelen een voorkeur voor een criterium. Is de kortste route belangrijk, de snelste, de mooiste, of de gemakkelijkste? Elk criterium kan tot de keuze een andere route leiden. In een bedrijf is het daarom verstandig om de criteria in de waarnemen-van-beïnvloedingsreferentie WB helder te benoemen. Zonder helder criterium is de gekozen route nauwelijks uitlegbaar aan de medewerkers.
Het aantal routes is in theorie oneindig, maar is in praktijk vrij beperkt door praktische uitvoerbaarheids-, doelmatigheids- en doeltreffendheidseisen. Alle wegen leiden naar Rome, maar enkele wegen zijn het kortst vanuit ons vertrekpunt. Dit beperkte aantal maakt dat we uitstekende keuzes kunnen maken. We onthouden de beste alternatieven en vergeten de rest.
Het doel bepaalt de kijkwijze en daarmee de beschouwingseenheden en de aansluitende knooppunten. Navigeren valt en staat daarom met het onderkennen van het gekozen doel. Horizontaal (↔ ), binnen een laag moeten de knooppunten op elkaar blijven aansluiten. Is het verband verticaal (↕, dus een koppeling tussen bovenliggende of onderliggende lagen, door gelijke doorslaggevende kenmerken.
Is het navigeren in de beschouwingshiërarchie hetzelfde als navigeren op reis naar een doel? Nee, het vereist andere vaardigheden. Het vereenvoudigen van waarnemingen vereist inzicht in vormen, tijd en plaats en verbanden. De essentie is hier het minimaliseren van het geheugengebruik en het gemak om de informatie terug te vinden. De reis naar het doel vereist het op een rij zetten van de stappen, het inspelen op gebeurtenissen en het zoeken naar alternatieve paden. Het kernpunt is hier het koppelen van schakels zodat we de route compleet maken. Vereenvoudigen is logischer wijs een andere denkvaardigheid dan het koppelen. Vereenvoudigen minimaliseert onze waarnemingen. Koppelen breidt de weg naar het doel uit en zoekt het beste pad. Begrip van plaats en tijd staat wel aan de basis van beide denkvaardigheden. Beide vaardigheden versterken elkaar.
Vorige pagina Volgende pagina Inhoudsopgave