27.14 Vervangingscoëfficiënt

Op 1 mei 1980 trad ik in dienst als bedrijfseconomisch onderzoeker bij de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland op de Schrans naast de Friese Schrijfkamer in Leeuwarden. Meneer Hielke Algra werkte bij de bond, kende ons gezin en had een goed woordje voor mij gedaan. In juni haalde ik mijn HEAO-diploma met goede cijfers. De introductie op het werk bestond het bestuderen van de bruto resultaten analyse en de accountantsrapporten van ongeveer veertien zuivelfabrieken. Ik begreep daar niets van. In de coöperatieve wereld is de financiële gedachtegang volledig anders dan de standaard redenatie ‘omzet minus kosten is winst’. In de zuivel geldt ‘omzet minus voorschot is nabetaling’. Het begrip winst bestaat niet. De vet-, eiwit- en droge stof kostprijzen berekenden we door uit de boterprijs de vetwaarde af te leiden en uit de kaasprijs de eiwitwaarde. Mijn denkwereld stond op zijn kop. Alles wat ik had geleerd, was in deze wereld anders.

In de accountantsrapporten stond bovendien een begrip wat ik nog niet had geleerd: de vervangingscoëfficiënt. Het was een inwikkelde berekening over drie pagina’s die aangaf hoe oud de machines gemiddeld waren in de zuivelfabrieken. Ik denk dat het ooit bedacht is om objectief te bepalen welke zuivelfabriek in aanmerking kwam om gesloten te worden. De berekening was door mij niet te begrijpen. De opzet klopte en toch stond er onzin.

Ten einde raad heb ik de berekening omgezet in een algebraïsche formule. Toen bleek dat de berekening een denkfout had. In het overzicht werd twee keer de afschrijving afgetrokken van de aanschafwaarde, het resultaat gedeeld door restwaarde en vervolgens werd één gedeeld door deze breuk.1 Het twee keer aftrekken van de afschrijvingen is niet te verklaren.

Mijn baas meneer Stoffel Grootte was verrukt met de bevindingen. Eindelijk had hij de munitie gekregen om de vervangingscoëfficiënt te schrappen. Het was hem al langer een doorn in het oog, omdat de coëfficiënt niet uit te leggen was aan bestuursleden. Het duurde tot oktober voordat ik in het nieuwe kantoorgebouw achter Onder de Luifel mijn mening mocht verdedigen bij meneer drs. mr. mr. Hendrik H. Smit RA ing, mevrouw drs. Wieke Bloemhof RA en mijn directe baas Stoffel Grootte. Van twee uur tot half vier heb ik beargumenteerd waarom de vervangingscoëfficiënt ongeldig was. Alle argumenten werden ontzenuwd of tegengesproken door de bedenker van de formule, Hendrik Smit. Uiteindelijk was ik door alle argumenten heen, gooide ik mijn handen in de lucht en riep ontsteld: “Wat is het nut dan?”

“Daar zat ik op te wachten,” zei Hendrik. “Het heeft geen nut. We kunnen er niets mee. Dat is de doorslaggevende reden om het niet meer op te nemen in de accountantsrapporten.” Een plotseling, positief einde aan de discussie. Enigszins verbouwereerd liep ik terug naar mijn kamer. Aan de ene kant had ik een positief gevoel, omdat ik gelijk had gekregen. Aan de andere kant voelde ik me onbehaaglijk, omdat ik niet had kunnen uitleggen waarom de berekening foutief was.

Pas nu kan ik uitleggen waarom het nut van de formule zo belangrijk is. Een beslissing is een stap in de keten van beïnvloeding en we willen een doel bereiken. Als een activiteit hieraan niet bijdraagt, dan is het verspilling van tijd en energie. Als een voorspelling geen basis is voor een beslissing, laten we het achterwege. We verwijzen het dan naar de categorie horoscopen: onzinnig tijdverdrijf. Nutteloze zaken leiden alleen maar af en zijn een uiting van pseudowetenschap. Het kan intelligent lijken, maar is het niet.

Vorige pagina Volgende pagina Inhoudsopgave

Comments