Volgens Roderick Chrisholm is het probleem van het criterium het belangrijkste en een van de moeilijkste problemen van de filosofie.93 Het probleem is a) de vraag wat we weten en b) hoe we weten of dit waar is. Welke criteria hanteren we bij het toetsen van onze kennis en hoe kunnen we bepalen of deze criteria geldig zijn? Bepalen de criteria onze kennis of leiden we vanuit onze kennis criteria af? Wat is het startpunt? Starten vanuit kennis noemen filosofen particularisme; starten vanuit de criteria methodisme. Zeggen dat beide vereist zijn noemen we scepticisme.
Laten we starten bij het begin. Waarom stellen we de vraag wat kennis is? Welke doel hebben we hiermee? Waarom is het onderscheid tussen kennis en onzin belangrijk en waarom zijn correcte criteria voor het onderscheid tussen kennis en lariekoek belangrijk? Het antwoord op deze vragen is vanuit het Alforto-raamwerk eenvoudig. Kennis zorgt dat we betere beslissingen kunnen nemen en goede criteria zorgen dat we kennis sneller en gemakkelijker verwerven.
Beslissingen zijn voorbehouden aan dieren en mensen die kunnen bewegen. Alleen voor hen is het kiezen uit alternatieven belangrijk. Levensvormen die hun keuze niet kunnen om zetten in daden verliezen dan de beslissingsmogelijkheid omdat alle functies die geen nut hebben in de strijd om het bestaan verdwijnen. Zinloze besteding van schaarse energie verdwijnt over generaties heen. Bijvoorbeeld planten kunnen niet van plaats veranderen, maken geen keuzes en hebben daarom ook geen kennis. Planten groeien altijd als aan een groep voorwaarden zoals temperatuur, licht en water, is voldaan. Ze hebben hierbij geen alternatieve mogelijkheid. Van een keuze is daarom geen sprake.
Om gefundeerde beslissingen te nemen moet we eerst waarnemen en daarna beïnvloeden. Waarnemen verdeelt de werkelijkheid in beschouwingseenheden die gelijke kenmerken hebben. Deze vereenvoudiging moet voldoen aan de Wetten van Abstracties (WvA). Na het waarnemen kiezen we een doel en gaan we actie ondernemen om dit doel te bereiken. We gaan de wereld beïnvloeden. De routebeschrijving naar een doel moet voldoen aan de Wetten van Beïnvloeding (WvB).
De vraag van Roderick Chrisholm of de kennis of het criterium het startpunt van kennis is, is niet hierdoor niet de startvraag. Kennis is een afgeleide aan de beslissingen die we nemen. Door het startpunt te verleggen lossen we het probleem van het criterium op en kunnen we algemeen geldige criteria afleiden om kennis van gezwam te onderscheiden. Dit is in het Alforto-raamwerk gedaan met de WvA en WvB. Deze wetten beschrijven de criteria die toetsen of waarnemingen en beïnvloedingen correct zijn.
Dit lost het probleem van het criterium op, maar verschuift de basisvraagstelling naar het toetsen van het oogmerk van de waarnemer en het doel van de beïnvloeder. Wat is een correct oogmerk en doel en hoe kunnen we dit toetsen? Hierbij komt een nieuwe uitdaging om de hoek kijken. Een altijd geldig oogmerk of doel bestaat niet. Een oogmerk en een doel zijn afhankelijk van de waarnemer en beslisser in een situatie. Wat geldt voor de één hoeft niet te gelden voor de ander. Hiermee hebben we wel algemeen geldende WvA en WvB, maar geen algemeen geldende oogmerken en doelstellingen. We kennen alleen een oogmerk of doel vanuit een ik- of wij-waarnemer. De oogmerken en doelen zijn anders gezegd relatief.(Een objectieve waarnemer, een dij-waarnemer, is een denkbeeldige constructie van de wij-waarnemer om de discussie over waarnemingen en beïnvloeding te vergemakkelijken.)
Afgezien van het eerste leermoment geldt bovendien dat waarnemen een afgeleide is van het voorgenomen doel. Waarnemen is hierdoor ondergeschikt aan beïnvloeden. Ons doel en de beslissingen om dit doel te bereiken, sturen onze waarneming. Het is bijvoorbeeld zinloos om alle atomen in een bal te tellen als we willen weten of de bal in zijn geheel over de doellijn is gegaan. Het oogmerk zorgt dat de waarnemingen doelmatig en doeltreffend gericht zijn op de doorslaggevende kenmerken. Waarnemingen buiten het oogmerk hebben geen waarde en zijn verspilling van tijd en energie. We proberen zo eenvoudig mogelijk waar te nemen om onder andere het geheugengebruik te minimaliseren. In de abstractie hiërarchie proberen we een zo algemeen mogelijk niveau te zien.
Door de afhankelijkheid van het doel, is het doel het startpunt in de redenering. Hoe kunnen we vaststellen of een doel correct is en welk criterium gebruiken we hiervoor? Het criterium voor het bereiken van het doel, is het halen van het doel gezien vanuit een ik- of wij-waarnemer. Dat is een eenvoudige vaststelling, maar de relativiteit maakt het vervolgens weer moeilijk. Het behalen van het doel geldt als succesvol vanuit de specifieke waarnemer. Een andere waarnemer kan dit juist zien als falen. Het scoren van een doelpunt is een overwinning voor de aanvaller, maar is tegelijkertijd het verlies voor de verdediger. Wat is belangrijker? Winnen of niet verliezen? Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de ik- of wij-waarnemer en is daardoor niet in het algemeen te beantwoorden.
Stopt hiermee de zoektocht naar het startpunt van onze kennis? Nee, we kunnen nog een stap verder gaan. We weten dat we sterfelijk zijn. Leven kunnen we doorgeven aan de volgende generatie. Willen we kennis doorgeven, dan is het noodzakelijk om het leven door te geven. Dit is hiermee het bovenliggende doel. Het hoogste doel in ons leven is het doorgeven van leven, het halen van het selectiemechanisme van het leven. Halen we de selectie niet, dan verdwijnen onze eigenschappen en onze kennis. Zonder leven is er geen kennis. We kunnen de kennis opslaan in encyclopedieën, maar als niemand deze boeken kan lezen, is de verzamelde kennis alsnog verloren.
De vraag wat kennis is en welke criteria we toepassen om deze kennis te toetsen is slechts een hulpvraag en niet de belangrijkste en moeilijkste vraag in de filosofie. Kennis is een hulpmiddel om beslissingen in het leven te nemen. Het is geen doel op zich. Door het doel als startpunt van kennis te nemen, verschuift de vraagstelling naar het bepalen van een goed doel. Elk doel kan goed zijn vanuit een ik- of wij-waarnemer. Het criterium voor een goed doel is het bereiken van het doel. Het doorgeven van kennis is alleen mogelijk als we leven blijven doorgeven. Dit is hiermee het bovenliggende doel waaraan we alle andere doelen kunnen toetsen.
Hiermee is het probleem van het criterium voor eens en altijd beantwoord.
Vorige pagina Volgende pagina Naar inhoudsopgave