In dit hoofdstuk bespreken we welke doelen de waarnemerstypen uit hoofdstuk 8 , kiezen. Een gij-waarnemer heeft een meegegeven doel dat niet zelf gekozen is; het is een voorgeprogrammeerde opdracht. De waarnemerstypen ik en wij hebben daarbovenop grote vrijheid om zelf doelen te kiezen en acties uit te voeren. Ze kunnen doelen bedenken en tegen elkaar afwegen. Een dij-waarnemer formuleert voor zichzelf geen doelen vanwege het ontbreken van eigenbelang en de onmogelijkheid om in actie te komen. Dij kan wel doelen afleiden van gij-, ik- en wij-waarnemers.
Dij is een waarnemer, geen uitvoerder. Gij is een uitvoerder, geen waarnemer. Ik en wij zijn waarnemers en uitvoerders. Het is handig om onderscheid te maken tussen waarnemer als uitvoerders, omdat beiden andere eisen voor correctheid kennen. In hoofdstuk 4 Beschouwingslagen beschreven we deze eisen uit in de Wetten van Waarneming en Beïnvloeding. Door het woord oogmerk bij voorkeur te gebruiken bij het waarnemen en het woord doel bij het beïnvloeden, benadrukken we de verschillen tussen waarnemen en beïnvloeden. De woorden oogmerk en doel zijn in de dagelijkse omgang synoniemen, maar in dit boek proberen we een onderscheid tussen beide te maken.
De gij-waarnemer, een andere naam voor ons lichaam, is geprogrammeerd om het leven voort te zetten. Dit betekent niet dat iedereen het programma strikt uitvoert, maar wel dat iedereen onderhevig is aan de processen die voorrang geven aan het invullen van dit vooraf ingestelde doel. Dit standaardprogramma stelt overleven en het doorgeven van leven centraal. De algemene regel is dat het eigen lichaam voorrang krijgt op dat van de groepsleden. Samenwerking is prima, totdat toiletpapier schaars blijkt te zijn; dan krijgt de eigen schone bips voorrang op die van een ander. In de praktijk is overleven echter afhankelijk van de groep waarin de persoon zich bevindt. Pas als de groep zorgt voor overleving – eten, drinken, warmte, gezondheid en veiligheid – krijgen andere doelen aandacht. Status is verder belangrijk, totdat de nood aan de man komt. Als het schip zinkt, is de tafelschikking opeens onbelangrijk. Welk doel voorrang krijgt, is afhankelijk van de situatie. Voor het bepalen van de rangorde van doelen passen we een vast denkpatroon toe dat is afgeleid van ons doel.9-1We staan hiermee haaks op de gedachte van Freidricht Hayek die schrijft: “The rules governing a spontaneous order must be independent of purpose” Friedrich A. Hayek (1973) Law, Legislation and Liberty, Vol. 1: Rules and Order. Chicago: The University of Chicago Press. p. 50
Dit denkpatroon gaat veel verder dan het opsommen van opvallende gedragseigenschappen waar de psychologie bekend om staat. Voorbeelden hiervan zijn dat de korte termijn vaak voorrang krijgt op de lange termijn. Nu wil ik roken. Dat ik later longkanker krijg – twee van de drie rokers vieren hun 65e verjaardag niet – en sterf, is minder belangrijk. "Wie dan leeft, wie dan zorgt." Het voorkomen van onherstelbare zaken heeft verder voorrang op herstelbare zaken. Vluchten uit een brandend huis om ons leven te redden, is belangrijker dan de brand blussen; het huis bouwen we later wel weer op. Zekerheid krijgt vrijwel altijd voorrang op doeltreffendheid en doelmatigheid. Ondersteuning van de groep verhoogt ons gevoel van zekerheid, ook al is dit maar een gevoel.
Zo kunnen we doorgaan met het opsommen van eigenschappen die ingebouwd zijn, maar al gauw wordt dit een uitgebreide, onontwarbare kluwen van regels zonder samenhang. Door de samenhang wel voorop te zetten en een gedragsmodel te maken dat verder gaat dan afzonderlijke regels, krijgen we overzicht en duidelijkheid. We bespreken dit gedragsmodel uitgebreid vanaf hoofdstuk 13 . De kern hierbij is dat het doel ons gedrag bepaalt.
Vorige pagina Volgende pagina Inhoudsopgave