Het trolleyprobleem

Samenvatting trolleyprobleem

Het trolleyprobleem is in de kern de vraag of we in actie komen om minder mensen te laten sterven dan zonder onze tussenkomst zou gebeuren. Voorbeelden van het trolleyprobleem zijn een op hol geslagen tram die afrijdt op één of meerdere mensen, het gooien van een atoombom op burgers om een oorlog te beëindigen (Hiroshima) en het opofferen van een individu voor het welzijn van de gehele groep (Mensenoffers, Azteken).

Verklaringen

De keuzes die mensen in het trolleyprobleem maken, zijn niet eenvoudig te verklaren. Gekeken vanuit het nut kiezen we voor minder doden. Vanuit morele verplichtingen gezien redeneren we twee kanten op. Niet ingrijpen is moreel verwerpelijk, omdat het leidt tot meer doden. Wel ingrijpen is aan de andere kant onwenselijk, omdat we dan zelf beslissen en onderdeel van het probleem zijn. Onderzoek in een MRI-scanner laat zien dat we in onze hersenen twee verschillende gebieden activeren.1Joshua D. Greene, R. Brian Sommerville, Leigh E. Nystrom, John M. Darley, Jonathan D. Cohen (2001-09-14). "An fMRI Investigation of Emotional Engagement in Moral Judgment". Science. 293 (5537): 2105–2108. Onpersoonlijke dilemma's activeren hersengebieden verbonden met logische redenaties. Persoonlijke dilemma’s activeren hersencentra die betrokken zijn bij emoties en morele keuzes.

De meeste mensen laten deze overweging links liggen en maken geen keuze en doen niets.

Doel ontbreekt

Het grote probleem bij de analyse van het trolleyvraagstuk is het ontbreken van een helder doel van de beslisser. Zonder het formuleren van een doel zwabbert een analyse alle kanten op en kunnen we geen heldere conclusie trekken. We kunnen namelijk elke verklaring geven, zonder dat dit op geldigheid te toetsen is. Soms komen we wel in actie, soms niet, afhankelijk van de gekozen insteek. Door het onbesproken laten van het doel van de beslisser, is een analyse niet meer dan een slag in de lucht.

Het doel blijft meestal onbesproken, omdat het doel in het verleden bij filosofen, zoals Immanuel Kant, een religieuze onderbouwing kende die niet te bewijzen valt. Een tweede reden is de complexiteit van de doelkeuze. We streven meerdere doelen tegelijkertijd na. Hoe kunnen we die tegen elkaar afwegen?

Automotiekring

Menselijk leven Mijn familie Mijn Ik kinderen Mijn groep Complexe levensvormen

In Het Alforto-raamwerk leggen we de doelkeuze uit met persoonlijke ambities en groepsmotieven gecombineerd met de automotiekring. De vraag is elke keer welk doel prioriteit krijgt in een situatie. De eerste prioriteitskeuze is de afweging van persoonlijk succes tegenover groepsbelang. Ieder mens wil graag succesvol zijn en zijn eigen ambities realiseren. Dit kan strijdig zijn met de belangen van de groep. De jacht op persoonlijke succes botst dan met het streven naar groepssucces. Hoe wegen we persoonlijke belangen en groepsbelangen tegen elkaar af? We lossen deze tweestrijd op met de automotiekring. In de automotiekring staat de eigen «ik» centraal. Dicht daaromheen staan de mensen die het meest bijdragen aan het persoonlijk succes. Mensen die minder bijdragen krijgen een plaats verder weg van het centrum. Mensen die niet bijdragen staan aan de rand. In het centrum is de werking van de automotiekring het grootst, aan de randen het kleinst. Hoe groter de invloed op het bereiken van het levensdoel, hoe sterker de automoties werken. We huilen wel om de dood van onze buurjongen, maar niet om de dood van tweehonderdduizend Nigeriaanse kinderen die jaarlijks sterven door malaria.

In het trolleyprobleem staat in de automotiekring de beslisser centraal, direct gevolgd door eigen kinderen, (toekomstig) gezin, familie en de eigen groep. Verder weg staan willekeurige anderen. Tegenstanders plaatsen we buiten de kring, omdat ze onze ambities tegenwerken. De vraag of het opofferen van personen/dieren verschil maakt vergeleken met voorwerpen is vanuit de automotiekring gemakkelijk te beantwoorden. Levensvormen krijgen voorrang op voorwerpen en offeren we dus als laatste op. Levensvormen die dicht bij ons staan, krijgen voorrang op anderen. Onze lieve poes offeren we liever niet op, een zwerfkat wel.

Prioriteiten

Naast de afweging van persoonlijk belang tegenover groepsbelang kennen we een prioriteit toe aan onze persoonlijke ambities en de groepsmotieven zelf. Deze ambities en motieven bouwen op elkaar en zijn daardoor van elkaar afhankelijk. De volledige uitleg hiervan vindt u in het boek Het Alforto-raamwerk.

Persoonlijke ambities

In het trolleyprobleem beantwoorden we eerst de vraag of het eigen leven of dat van de directe familie gevaar loopt. Bij gevaar komen we in actie, zeker als de gevolgen niet terug te draaien zijn. We reageren daardoor anders op een kinderwagen met een baby die een vijver inrijdt, dan op een ober die met een vol dienblad in de hand struikelt. Een (eigen) baby in doodsnood leidt tot directe actiebereidheid.

Vervolgens komen we in actie als we personen binnen de automotiekring kunnen helpen. Hoe dichter in het centrum van de automotiekring, hoe groter de neiging is om in actie te komen. Aan de randen van de automotiekring komen we niet in actie, zeker als we twijfelen aan ons succes.

De derde afweging is de kans op succes. Hoe meer kans op succes, hoe eerder we in actie komen. Hebben we eerder met het bijltje gehakt, dan komen we sneller in actie dan zonder ervaring. Een getrainde strandwacht zal eerder in het water springen in een gracht in Amsterdam om een dronken toerist te redden dan een persoon die net het zwemdiploma heeft gehaald.

We komen ook in actie als we de deur openzetten naar een betere toekomst. Kijk, wij lossen problemen op, stem op ons of huur ons in. We willen allemaal Hans Brinker zijn die zijn vinger in een dijk steekt om een overstroming te voorkomen. Bij succes zijn we trots op onze heldendaad.

We komen eerder in actie als we de gevolgen van de actie overzien en mogelijke complicaties meteen kunnen oplossen. In nieuwe, onbekende situaties hebben we de neiging om te bevriezen en niets te doen.

Groepsmotieven

Een tweede groep afwegingen gaat over de verwachtingen die we denken dat anderen van ons hebben. Deze groepsmotieven zijn ondergeschikt aan persoonlijke ambities. We proberen de verwachtingen van de groepen waarvan we lid zijn in te vullen.

We komen in actie als groepsleden verwachten dat onze actie vereist is om onze groep te laten voortbestaan, al wegen we dit wel af tegen de persoonlijke ambities.

Onze rol in de groep benadrukt deze afweging. We vullen onze rol in ook al betekent dit een zekere dood. Onze rol verschuift de groep naar het midden van de automotiekring, zeker als we achter de doelstellingen van de rol en groep staan. Staan we op wacht in een oorlog dan beslissen we anders dan als we in vredestijd portier zijn. We zijn anders getraind en letten op andere kenmerken.

We komen ook in actie als dit leidt tot grote voorspoed voor onze groep. We zijn bereid om ons hele hebben en houden in te zetten om vernieuwingen door te voeren waarin we geloven. We proberen nieuwe uitvindingen te bedenken als de maatgevende groep ons dit toestaat.

Verwachten we dat de groepsleden ons in het zonnetje zetten als we succesvol zijn, dan komen we nog eerder in actie. Dit is een reden achter de vele lintjes die we jaarlijks uitreiken.

Als laatste wegen we af of onze actie ook op langere termijn voor onze groepen voordeel oplevert. Dit doen we alleen als we veel tijd hebben om over onze acties na te denken. Vaak zijn alternatieve oplossingen beschikbaar, zeker als we de beslissing niet onder tijdsdruk hoeven te nemen (atoombom gooien). Hoe groter de tijdspanne om een beslissing te nemen, hoe meer we beslissingen nemen die belangen van alle groepen tegen elkaar afwegen. Hoe korter de tijd, hoe meer we kiezen voor eigen belang.

Het trolleyprobleem beperkt deze afweging tot een simpel nu wel of niet in actie komen.

Voorspelling

Door voorspellingen te doen, is een goede theorie toetsbaar. Komen de voorspellingen uit, dan is de theorie correct. Helaas laten we in het kennisdomein Gedrag de voorspellingen meestal achterwege en verklaren we uitkomsten achteraf. We zien af van voorspellingen, omdat gedrag van te veel factoren afhankelijk is en voorspellingen nooit honderd procent correct zijn door de keuzevrijheid die mensen op elk moment hebben. Opeens kan een andere ambitie of ander motief voorrang krijgen en het gedrag veranderen. Een gedragstheorie is daardoor nooit volledig voorspellend.

Een volledig correcte voorspelling eisen we wel in natuurkunde, die doorgaat voor een harde wetenschap. Gedragswetenschappers proberen dit te evenaren, maar lopen stuk op flexibiliteit van menselijk gedrag. Hoeveel statistiek we er ook tegenaan gooien, we zijn niet in staat om gedrag in een simpele formule te vangen.

We kunnen wel een stap voorwaarts zetten door de factoren die leiden tot gedrag te benoemen en de keuzes daarvan af te leiden. Een theorie voorspelt dan niet de uitkomst voor honderd procent, maar wel de afwegingen die leiden tot gedrag. Dit geeft meteen de gelegenheid om alle keuzes te verklaren en ons niet te beperken tot een uitspraak dat twee op de drie mensen kiezen voor optie één. Een goede theorie verklaart ook de keuzes van de andere een op de drie.

Toetsing trolleyprobleem

We kunnen de persoonlijke ambities en groepsmotieven gemakkelijk toetsen in het trolleyprobleem. We kunnen allerlei varianten bedenken, nagaan welke afwegingen mensen elk keer maken, welke prioriteiten ze kiezen en welke beslissingen ze nemen. Deze toetsing vereist een andere opzet van toetsingsprotocollen dan tot nu toe gebruikelijk is. Dit is een leuke uitdaging voor personen die een stap voorwaarts willen zetten in het verklaren van menselijk gedrag. Een leuk onderzoeksproject voor studenten die werkelijk willen vernieuwen en de Durf te denken prijs willen bemachtigen.

Zie ook:

Arjen Meijer 25 april 2023

Laatste wijziging op 5 juli 2023


Did you see an error? Mail us. We are grateful to you.

Share on