De vaststelling van het recht op uitkering is momenteel een uiterst omslachtig, tijdrovend en foutgevoelig onderdeel van de uitvoering. Deze uitvoering moet voldoen aan de rechtmatigheidsnorm zoals vastgesteld door de minister van sociale zaken en werkgelegenheid en vastgelegd in het Rechtmatigheidsbesluit. Deze norm houdt in dat 99% van de uitkeringen dient te voldoen aan wet- en regelgeving. De rapportages van het CTSv laten zien dat geen van de uitvoeringsinstellingen op dit punt geweldig scoort. En dat inmiddels over een reeks van jaren.
Van de uitvoeringsinstellingen is bekend dat zij zich grote inspanningen getroosten om aan de 99% norm te voldoen. De vraag is of deze inspanningen voldoende zullen zijn om aan de rechtmatigheidsnorm te voldoen of dat er sprake is van meer fundamentele belemmeringen in de wet- en regelgeving en uitvoering waardoor de kans op fouten in als het ware ingebakken is.
Een van deze fundamentele ingebakken belemmeringen betreft het onderscheid tussen het uitkeringsloon en het premieloon. De uvi's berekenen de premie en de uitkering over deze verschillende loonbegrippen. In de uitvoering is er daardoor nauwelijks enige samenhang tussen de afdelingen die de uitkeringen berekenen en de afdelingen die de premie berekenen. Het zijn als het ware twee gescheiden takken van sport.
Het verzekerd loon begrip voor de werknemersverzekeringen plus de premie inning op basis van afrekening per maand vereenvoudigt de vaststelling de uitkering fundamenteel en verbetert daarmee de kwaliteit van de uitvoering.
Veel problemen in de huidige uitvoering bestaan rond de vaststelling van de hoogte van de uitkering. Doel van de wetgever was altijd zo goed mogelijk aan te sluiten bij de actuele inkomenssituatie van de werknemer. Hierdoor vraagt de uitvoeringsinstelling voor de vaststelling van de hoogte van de uitkering veel gegevens over het laatst genoten loon bij de werkgever op. Voor de werkgevers betekent een extra gegevensstroom en dus een extra administratieve last.
Voor de uitvoeringsinstellingen is het verzamelen van gegevens en het berekenen van het uitkeringsdagloon eveneens een arbeidsintensieve, tijdrovende en foutgevoelige klus. Indien de uitvoeringsinstelling niet kan uitgegaan van een vast loon moeten ze over een langere of kortere periode de verdiensten uitvragen en herleiden tot een dagloon. Bovendien moet de uitvoeringsinstelling rekening houden met allerlei losse en individuele componenten. Tot slot moet de uitvoeringsinstelling het dagloon herleiden tot het actuele loon. Hiervoor moet de uitvoeringsinstelling de vastgestelde daglonen in lijn brengen met de loonontwikkeling die tijdens de eerste periode van ziekte of arbeidsongeschiktheid heeft plaatsgevonden.
Door de introductie van het verzekerd loon en de daaruit voortvloeiende opzet van de
premievaststelling en - inning beschikken de uitvoeringsinstellingen over actuele
loongegevens. Het uitkeringsdagloon kunnen we hierdoor gelijk stellen aan het verzekerd
loon of premieloon.
De dagloonberekening kan dan vervolgens plaatsvinden aan de hand van het gemiddelde
verzekerd loon over de periode van zeg: één jaar. Dit heeft een aantal grote voordelen.
In de eerste plaats zal de vaststelling van een uitkering sneller verlopen. Immers het hele extra circuit van gegevensopvraag voor de vaststelling van de hoogte van het laatst verdiende loon kan verdwijnen. Alleen indien onverhoopt het verzekerd loon niet representatief is zijn extra handelingen nodig. Het initiatief hiervoor kunnen we bij de werknemer leggen. Deze heeft immers hierbij het meeste belang.
In de tweede plaats is de vaststelling van de hoogte van de uitkering veel
transparanter dan thans het geval is. Voor een werknemer is op dit moment niet alleen zijn
loonstrookje ondoorzichtig. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop de uitvoeringsinstelling
zijn uitkering berekent.
Indien het verzekerd loon het uitgangspunt voor het uitkeringsloon is, kan de
werknemer aan de hand van zijn loonstrookje zien hoe hoog een toekomstige uitkering wordt.
Dit bevordert de doorzichtigheid van de sociale verzekeringen.
In de derde plaats krijgt de werknemer belang bij een juiste hoogte van het premieloon.
De werknemer krijgt er ook belang bij dat zijn werkgever deze gegevens aanlevert bij de
uitvoeringsinstelling. Dit is immers van belang voor een snelle vaststelling van zijn
uitkering en dus voor de continuïteit van zijn financiële positie. Indirect krijgt de
werknemer ook belang bij de betaling van de premie. Een tijdige aanlevering van gegevens
en betaling van de premie betekent voor de werknemers dat de uitvoeringsinstelling een
toekomstige uitkeringsaanvraag binnen korte tijd kan afwikkelen.
De werknemer krijgt meer verantwoordelijkheid in het premietraject. Een
verantwoordelijkheid die nu geheel ontbreekt. Een dergelijke ontwikkeling past bij de
toenemende verantwoordelijkheid van de individuele burger.
In de vierde plaats betekent de introductie van het verzekerd loon (en de vereenvoudiging van het bruto-netto traject) dat we de uitvoering aanzienlijk kunnen vereenvoudigen en hiermee de kosten kunnen verlagen.
Tot slot betekent het dat het ook voor werkgevers zelf mogelijk wordt om zonder al te veel rompslomp een uitkering vast te stellen. Op deze manier kunnen we een deel van de claimbeoordeling van b.v. de WAO zonder problemen overhevelen naar de werkgevers .
Naast de introductie van het verzekerd loon moeten we de wetgeving nog op een ander punt aanpassen
In ons artikel over de vereenvoudiging van de premieheffing betoogden we dat we de samenloop moeten opheffen. Samenloop ontstaat indien een persoon meerdere werkgevers heeft. Bij elke werkgever kan de persoon sv-premie betalen. De totaal betaalde premie mag niet meer zijn dan het premiemaximum bij één werkgever. De teveel betaalde premie krijgt de persoon terug. In ons voorstel bestaat per dienstbetrekking een verzekering. Hierdoor ontstaat ook per dienstbetrekking recht op uitkering. De samenloop vervalt dan.
De ingewikkelde samenloopregels voor de vaststelling van een uitkering vervallen dan. Hierdoor kunnen we bijvoorbeeld de buitengewoon ingewikkelde urenberekening (arbeidsurenverlies ten opzichte van het gemiddelde arbeidspatroon) in de werkloosheidswet aanzienlijk vereenvoudigen. Het recht op uitkering beoordelen we immers per dienstbetrekking.
Om er voor te zorgen dat uitkering netto niet hoger is dan het netto loon zijn in het verleden de vereveningsbijdragen toegepast. De strekking van deze vereveningsbijdragen was dat op een uitkering ongeveer evenveel werd ingehouden als op het salaris. Later zijn deze vereveningsbijdragen met de Wet Premieheffing over uitkeringen vervangen door echte premies. Een uitkeringsgerechtigde betaalt over zijn uitkering net als iemand die werkt, premies WW en WAO.
Dit heeft twee nadelen. Ten eerste berekenen we over alle uitkeringen elke periode opnieuw de premies. Dit vraagt veel computertijd en daarmee duurdere computers, leidt tot fouten en veel extra controle werk. Hiernaast is deze premieheffing onuitlegbaar. WW-premie betalen over een WW-uitkering? Bestaat de kans dat een WW-er werkloos wordt in de toekomst? Hij is het toch al?
Het is veel helderder en eenvoudiger om de uitkeringen te baseren op bijvoorbeeld van 65% van het verzekerd loon. Dit bespaart veel rekenwerk en daarmee fouten. Het is bovendien gemakkelijk uit te leggen. Een persoon verzekert bijvoorbeeld 65% van zijn salaris en betaalt hiervoor premie. Over de uitkering hoeft de persoon alleen belasting te betalen.
Dit past uitstekend in de gedachtegang van verzekerd loon naast belastbaar loon. Een uitkering kent geen risico en is daarmee premievrij. Ook de route van betaling is niet van belang. Een betaling via een uvi is niet anders dan een betaling via een werkgever.
Deze werkwijze verandert niets aan de financieringswijze van de fondsen. Het maakt geen verschil of een fonds eerst de premie uitkeert en vervolgens weer int of niet uitkeert en ook niet int. Het resultaat is gelijk. Alleen zijn de kosten in het eerste geval per definitie te hoog.
De uitkeringssystemen van de uvi's bepalen recht, duur en hoogte. De bepaling van het recht is te koppelen aan het verzekerd loon. De duur is een afspraak die we maken. De hoogte is een percentage van het verzekerd loon. Hiermee brengen we de complexiteit van een uitkeringssysteem sterk terug. Eigenlijk één formule: Verzekerd loon maal uitkeringspercentage minus belastingbedrag. Wie kan dit versmaden?
Door het gelijk maken van het verzekerd loon aan het uitkeringsdagloon, de verzekering per dienstbetrekking, het laten vervallen van de samenloop en het afschaffen van de premieheffing over uitkeringen kunnen de uitvoeringskosten scherp dalen. Zowel bij de premie-inning als bij het verstrekken van uitkeringen. Het berekenen van uitkeringen kan nagenoeg automatisch plaatsvinden. Dit leidt tot minder discussies, klachten en beroepszaken.
Dit artikel is een onderdeel van de serie artikelen "Vereenvoudiging van het loonstrookje en de SV-verzekeringen" die zijn gepubliceerd in het maart-, april-, mei- en juninummer 2000 van het blad Aanspraak, uitgegeven door Elsevier bedrijfsinformatie. De volledige serie omvat:
© Alforto 2000
Jan Berend Dusink,René Huygen. Arjen Meijer